“Wind!” grijnzen we naar elkaar. Het zomerseizoen in de Oostzee is warm en droog geweest. En helaas was de wind er niet óf heel hard en uit een ongebruikelijke hoek. Maar sinds we uit Kopenhagen wegvoeren, is de wind perfect. We denderen zuidwaarts en algauw zien we ons reisdoel: de witte kalksteenkliffen van Möns Klint. Met de zon recht boven ons valt het licht er precies op. De kliffen liggen als luie klodders slagroom op het woelige water. Grote toeven groene begroeiing bovenop; het is spectaculairder dan ik verwacht had. René Vleut vertelt z´n vaargids dat het heel bijzonder is om onder de kliffen te ankeren: met deze harde aanlandige wind lijkt ons dat geen goed plan. Maar ik kan me er alles bij voorstellen. We mikken op het haventje van Klintholm. De wind trekt steeds meer aan en draait van noordoost naar noord. De laatste mijlen wordt het dus een flink potje kruisen. Al te hoog aan de wind is onze Anna Caroline geen snelheidsmonster, dus we zien in onze ooghoek dat we volledig zoek worden gevaren door een flitsend Nederlands X-jacht met hele chique zeilen. Jack in the Box dendert voorbij, Hilde en Jeannot zitten breed lachend te zwaaien. Later, op de steiger, heeft iedereen de wind nog in z’n haar en buitelen de fijne zeilverhalen over elkaar heen.
Waden
De volgende ochtend springen we in de bus en gaan naar de kliffen. Over een lengte van een paar kilometer loopt een pad bovenlangs. En over dezelfde lengte loopt een pad over het smalle strandje onderaan. Op drie plekken kun je met enorme trappen naar boven of naar beneden. “Met die aanlandige wind zal er van dat strandje niet zoveel over zijn” mompelt Wietze. We besluiten om eerst maar eens bovenlangs de boel te verkennen. Het uitzicht is adembenemend: je kijkt langs de lange witte muur van tientallen meters hoog. “Wie niet waagt, die niet wint” zeg ik zonnig als we bij de eerste trap staan. Het is een hele lange afdaling, maar uiteindelijk staan we op het strandje. Grove kiezels van vuursteen onder onze voeten, de vochtige kalkstenen muur torenhoog naast ons. We zijn er diep van onder de indruk, zeker ook omdat je aders van vuursteen tussen het kalksteen ziet zitten. “Kom op” maant Wietze me, terwijl ik met mijn hoofd in mijn nek sta te kijken. We worstelen ons noordwaarts over de kiezels en kalksteenbrokken. Af en toe staan we even stil om het allemaal in ons op te nemen. Het lawaai van de brekende golven op de kiezels, de fluitende wind langs de kliffen: het is zó indrukwekkend. Maar dan denk je ook algauw aan de bordjes die je overal ziet: ‘betreden op eigen risico, er is een kans dat stukken naar beneden vallen’. Dus lopen we snel door. Op de laatste vijftig meter tot de volgende trap is het strand weg: het water is door de harde wind hoog opgestuwd. De golven kletsen tegen het witte verticale oppervlak. “Waden” zucht Wietze en hij trekt z’n schoenen uit. Slap van het lachen glibber ik achter hem aan over de kiezels die nu onder het wateroppervlak liggen. Tevreden klimmen we op de onderste trede van de trap en starten de ellenlange klim naar boven. “Wát een dag” zucht ik tevreden als we weer in de bus zitten.
Trechter
En langzaam slingeren we richting Kiel. De herfst begint ons op de hielen te zitten; we zijn niet de enigen die zoetjesaan huiswaarts gaan. In elke haven neemt het aantal Nederlandse boten toe. Er is niks leukers dan de vraag te stellen: “waar zijn jullie geweest?” en dan naar de enthousiaste verhalen te luisteren over schitterende bestemmingen, prachtige baaien en leuke ontmoetingen. We merken wel dat de oorlog in Oekraïne veel mensen weerhouden heeft om naar de oostelijke kant van de Oostzee te gaan. Maar omdat er zoveel moois te ontdekken is, zijn alle reizen zonder uitzondering schitterend geweest.
In de laatste haven voor Kiel leggen we de zeekaarten nog eens op tafel. “Noord of zuid?” is de kernvraag. We hebben pas één keer eerder het Kielerkanaal gedaan en zijn er geen grote fan van. Puzzelend met de weersverwachting en de afstanden komen we knarsetandend tot de conclusie dat we er toch weer aan moeten geloven. De volgende dag vertrekken we vroeg en krijgen weer een prachtige bries schuin achterop. Tegen de tijd dat het vaarwater versmalt en we in de gezellige hectiek van zeilboten, chartervaart, loodsboten en grote vrachtvaart terechtkomen, waait het een stevige windkracht 6. Wietze staat gespannen te sturen, terwijl ik alle scheepvaart scherp in de gaten hou. De wachtsteiger bij Holtenau is een grote klotsboel, dus we knopen snel vast en sjezen naar de betaalmachine. Met het NOK-kaartje op zak gooien we weer los en wachten op de sluis. De schutting gaat vlot en we tuffen in het late licht naar Rendsburg. Zeilvrienden Nico en Wilma hadden ons op het hart gedrukt om daar de kunsttentoonstelling NordArt te bezoeken. We trekken er een middag voor uit en zijn erg onder de indruk. In oude fabriekshallen staan enorme moderne kunstwerken opgesteld. Je kijkt je ogen uit.
Sterrenhemel
Weer een saaie dag motoren en daarna lekker gieren in de stroom op de Elbe naar Cux. De oostenwind blijft waaien, dus al snel beginnen we aan de oversteek naar Vlieland. “Heerlijk, weer even een flink stuk varen” zegt Wietze tevreden. Ik zit tijdens mijn nachtwacht met m’n hoofd in mijn nek naar de sterrenhemel te kijken. Elke seconde wil ik in m’n geheugen griffen. Het gaat immers weer lang duren voordat we met ons bootje een nacht doorvaren. Als er dan ook nog een vallende ster komt en ik een wens kan doen, is mijn wacht perfect. De nieuwe dag begint met regen en harde wind. Maar ook met Vlieland in zicht. Een paar uur later lopen we de haven binnen. Thomas staat op de steiger en vangt onze lijnen op. Maanden geleden, op Aland, ontmoetten we Thomas die daar met zijn boot Tuuli lag. Al pratend over zeilgidsen, bleek dat hij een paar handige boeken had die hij voor de rest van zijn reis niet meer gebruikte. We leenden ze, met de belofte om ze terug te brengen naar Vlieland, waar Thomas woont. Zo gezegd, zo gedaan. “Ik moet je tot m’n schande bekennen dat we al zeker 15 jaar niet op Vlieland zijn geweest” zeg ik tegen hem. Thomas glimlacht en neemt ons de volgende dag mee naar een paar prachtige plekken waar je geen mens tegenkomt. We genieten van zijn verhalen over het eiland en over de prachtige natuur die elk seizoen weer zo anders is. “Heerlijk hier” zuchten we wel tien keer per dag. Maar de tijd dringt: over een paar dagen moeten we in onze thuishaven Lelystad Haven zijn.
Record
“Hoe leuk is dit?” schaterlacht Wietze. We hebben de stroom mee en een dikke zuidwestenwind. Al onze records gaan aan flarden: we raggen binnen twee uur van Vlieland naar de Noorderhaven in Harlingen. Van dat luie kruisen: een slag die altijd veel beter uitkomt omdat de boot bijna dwars door het water gesleurd wordt. Elke keer juichen we weer als de GPS 10 knopen aangeeft.
Al gauw slenteren we lekker door Harlingen. Ik kan het niet laten en loop een boekwinkel binnen. En ja hoor: Nieuwsgierigheid als Kompas, het kersverse boek over onze wereldreis ligt er. Glimmend lopen we weer verder. ’s Avonds eten we gezellig bij Ada en Akko die in Harlingen wonen. Ook van hen hebben we stapels zeekaarten geleend voor deze reis. Een goede reden om uitgebreid bij te praten over alles wat we gezien en gedaan hebben. Zij kennen de meeste bestemmingen in het noorden op hun duimpje vanwege de vele reizen die ze daar met hun White Haze naar toe gemaakt hebben. Met een twinkel in zijn stem vraagt Akko dus: “En, wat zijn de plannen voor volgend jaar?” Wietze zegt dromerig: “Lofoten”….
Harlingen, september 2022
Dit was het laatste blog van deze serie?
- Klik hier voor meer informatie over Möns Klint
- Klik hier voor de vaargids van René Vleut
- Klik hier en hier voor meer informatie over het NoordOstseeKanal
- Klik hier voor het boek over onze wereldreis Nieuwsgierigheid als Kompas
Meer vertrekkersverhalen? Lees alles van Black Moon, Sailors for Sustainability en bekijk de vlog van Yndeleau.
Tags: Blog Anna Noord Last modified: 3 oktober 2022