“Ik heb zin in pizza.” Het is vijf uur ’s ochtends, de zon begint de nachtelijke sterrenhemel te verlichten en de motor duwt ons ijverig door het vlakke water. Ik grinnik als ik het appje van zeilvriend Thomas lees. Hij heeft kennelijk ook de wacht, net als ik. Het stoomlicht van Tuuli is de hele nacht als een baken voor ons geweest; al sinds Vlieland delen we dezelfde koers en dezelfde verveling van deze windloze oversteek. Maar ja, een gaatje als dit laat je niet lopen: de harde oostenwind houdt maar 24 uur haar adem in, dus het was nu of nooit. Nou ja, nooit: over een week komt er vast weer een gat voor de Duitse bocht.
Botnische Golf
“Waar gaat de reis dit jaar heen?” vraagt havenmeester Camiel. Stralend roepen we: “De Botnische Golf!” “Wat is daar te doen?” vraagt hij belangstellend. “Weten we nog niet: we horen er heel wisselende berichten over. Dus we gaan er naar toe om uit te vinden wat er zo leuk is. Tot over vijf maanden!” En weg zijn we, blij dat we na de lange winter weer een flinke tijd buiten kunnen spelen.
Een lome zeildag naar Makkum, een korte sprint naar Harlingen voor boodschappen en wat klusjes en dan zalig met stroom mee kruisend naar Vlieland. Daar liggen Thomas en Leonie op stootgaren; al snel zitten we bij ze in de kuip aan de thee. “Morgen om 4 uur weg is het beste” zegt Thomas. Ik verslik me bijna. “Maar wij gaan om 6 uur, er zijn grenzen.” We grimlachen er alle vier om. Maar hij heeft gelijk: de paar dagen Vlieland waar we zo’n zin in hebben, laten we voor wat het is en we maken snel de boot klaar voor de lange motortocht naar Cuxhaven. Los van de verveling gaat het voorspoedig. Té voorspoedig, als je naar het tij kijkt. Vanaf de bekende ‘1’-boei tot Cuxhaven worstelen we maar liefst vijf uur tegen de stroom in. Dan krijg je vanzelf zin in pizza.
We gaan het anders doen
Als we bijgeslapen zijn, kijken we nog eens goed naar de weerkaartjes. Harde oostenwind in de Oostzee, nog zeker een week. “Hebben we daar zin in?” vraagt Wietze. “Nee, maar ik heb een beter plan,” zeg ik. “We gaan de Elbe op, naar Hamburg.” Verbluft kijkt Wietze op de kaart, terwijl ik wat vragen app naar Arjen Weber, één van de beheerders van de ZeilNoord groep op Facebook. Hij kent de Elbe op z’n duimpje, dus ik krijg meteen antwoord: “Hamburg is zó leuk! Doen. Denk aan…” en er volgen allerlei handige tips, waaronder de link naar een rekenprogrammaatje waarmee je precies uit kunt rekenen hoe je optimaal gebruik kunt maken van het getij.
Wietze fluit ondertussen: “je weet dat het bijna 60 mijl is naar Hamburg? Gaat dat lukken in één tij?” Ik knik, volgens het rekenmodel zou het moeten kunnen. Ik bel nog even met de jachthaven die midden in Hamburg ligt en overleg met de havenmeester. “Als jullie op de vloed binnen komen, zijn jullie rond 20.30 hier. Ik wacht op jullie,” zegt hij.
Warm welkom
Onder een stralende zon varen we langs de oever van de Elbe. Het bruine water gorgelt om de groene tonnen en wij blijven wijzen naar de GPS: “acht knopen! Zag je dat?” De harde oostenwind zorgt wel voor een nare, steile golfslag dus uiteindelijk doen we er nog tien uur over om naar Hamburg te varen. Terwijl de zon ondergaat, pakt de havenmeester de lijntjes aan en heet ons welkom. We kijken onze ogen uit: het indrukwekkende nieuwe concertgebouw Elbphilarmonie schittert in het avondlicht, vlak voor ons ligt een oud lichtschip dat nu als restaurant in gebruik is en pal naast ons ligt de Mare Frisium, een indrukwekkende driemaster met de Nederlandse driekleur in top.
Te veel voor één dag
De volgende dag maken we een praatje met Herr Timm en Herr Wichman, de beide havenmeesters. Een gezellig team dat rustig de tijd neemt om ons alle mooie dingen van Hamburg aan te wijzen op de kaart. “Jullie hebben zeker een paar dagen nodig,” is het advies. De zon schijnt stralend, dus we gaan nieuwsgierig op pad.
Al snel leren we dat de Hanzegeschiedenis van Hamburg nog steeds van groot belang is. Het is een stad van superlatieven: groot, grootser, grootst. Zoals de grote hoeveelheid bruggen: meer dan Amsterdam en Venetië samen. Of het enorme stadhuis, met vlakbij twee grote meren waarop zeilbootjes lieflijk hun rakjes varen. “Hamburg is een stad en staat tegelijk” horen we een stadsgids tegen een groepje Amerikaanse cruisetoeristen zeggen. In het Rathaus zit dus ook het parlement.” Een Amerikaan lacht: “jullie zijn wel heel direct zeg. Om een plek waar politici zitten ook feitelijk een huis van ratten te noemen.” Plat van het lachen lopen we snel door.
Ondanks dat het een miljoenenstad is, is het centrum goed beloopbaar. Alle leuke dingen zijn dicht bij elkaar. De stad is als een feniks meermalen uit de as herrezen. Het voordeel van herbouwde kerktorens is, dat ze er een lift in maken: we kunnen prachtig uitkijken over de stad vanuit de hoge toren van de St. Michaelskerk.’s Avonds komt de Hamburgse solozeilster Kristina op bezoek: toen we in 2022 een Rondje Oostzee deden, trokken we een tijdje met elkaar op. Na een gezellige borrel aan boord, gaan we samen met honderden andere mensen op het balkon van de Elbphilarmonie naar de ondergaande zon kijken.
Konijnenhol
De haven van Hamburg is gigantisch en ligt precies tegenover de stad aan de andere oever van de Elbe. Grote containerschepen schuiven voorbij: heel indrukwekkend. Vroeger moesten de mensen die in de havens werkten, elke dag vanuit de stad naar hun werk. Omdat er geen bruggen over de Elbe aangelegd kunnen worden vanwege het scheepvaartverkeer, groef men een smalle tunnel onder de rivier. Aan weerszijden enorme vrachtliften, waarmee honderden mensen op en neer vervoerd kunnen worden. De tunnel is gerestaureerd en het is leuk om er doorheen te wandelen en op de andere oever het havenfront van Hamburg te bekijken. “Ik vind het net een konijnenhol,” giechel ik als we weer terug lopen. Na nog een rondje door Speicherstadt, de wijk met de prachtige oude pakhuizen, gaan we tevreden weer naar de boot.
Mare Frisium
De volgende ochtend lopen we Sven Iven tegen het lijf, de kapitein van de Mare Frisium. Trots vertelt hij over de rijke geschiedenis van het schip. Met veel plezier vaart hij er mee op de Elbe om gasten te laten genieten van het stadsgezicht, de haven en de rivier. “Je moet hier écht goed opletten met de stroming,” zegt hij. “Ondanks dat we bijna 60 mijl van de zee zitten, heb je hier forse getijverschillen. Wachten op het goede moment is altijd verstandiger dan haast hebben.”
Sven spreekt vloeiend Nederlands. “Klopt, ik heb de zeevaartschool in Enkhuizen gedaan toen er nog geen les in het Engels gegeven werd” grinnikt hij. “Vind jij de Elbe een zeilbestemming op zich?” vraag ik. “Jazeker,” zegt hij. “Zeker met een niet al te diep stekend schip heb je de keuze uit allerlei kleine havens of kreekjes waar je kunt overnachten of een tijstop kunt maken. Mijn droom is nog altijd om met een platbodem helemaal binnen door over het wad van Nederland naar Hamburg te varen. Maar ook met een kieljacht kun je hier heerlijk een weekje rondvaren. Je hoeft echt niet meteen naar Brunsbüttel.”
Als we de volgende dag, met een dikke bries achterop, richting Brunsbüttel varen, zien we een zeilbootje bij één van de vele rivierstrandjes liggen. Kinderen spelen aan de waterlijn. “Ik voel me net zo’n ontdekkingsreiziger” zeg ik bewonderend. “Het moet niet gekker worden,” lacht Wietze.
Hamburg, Duitsland, mei 2024
Tekst en foto’s Wietze van der Laan en Janneke Kuysters
Tags: Blog Anna Noord Last modified: 27 mei 2024