“Wat wordt onze volgende haven?” Het is inmiddels een vast ritueel: aan het einde van de dag komt de vaargids op tafel, de telefoon met de handige HG app en starten we de navigatielaptop op. Er is zoveel om uit te kiezen: de oostkust van Zweden is als een snoeptrommel vol met leuke eilandjes, baaitjes en gezellige steden en dorpen.
Nadat we de zuidoostelijke hoek van Zweden gerond hebben, ligt het grote eiland Öland aan stuurboord en het vasteland van Zweden aan bakboord. De wind waait hard uit het zuiden we vliegen er door heen. Ondanks dat er geen getij is, merk je dat de wind het water flink in beweging zet: we hebben ruim een knoop stroom mee. Veel sneller dan verwacht, varen we Kalmar binnen, speurend naar een plekje waar we langszij de steiger kunnen liggen.
Mis: alles ligt vol. Dus we zullen er aan moeten geloven: de achterkant van de boot gaat aan een meerboei en de boeg leg je vast aan de steiger. Toen we in 2022 een ‘rondje Oostzee’ deden, kwamen we voor het eerst met die meerboeien in aanraking. We kijken met bewondering naar andere boten die met een stalen gezicht een lijn op de boei zetten en vervolgens rustig naar voren kuieren om op de steiger te stappen en de voorlijnen door de ringen op de steiger te halen. Vernuftige boegtrapjes helpen daar wel bij, uiteraard.
Met een middenkuiper is dat andere koek; we komen eigenlijk steeds een handje tekort. De oplossing leek te zijn dat we achterwaarts naar de steiger gaan. Ik pik dan de meerboei op bij de boeg, terwijl Wietze langzaam achteruit vaart naar de steiger. De aanmeerlijnen liggen klaar, dus hij vliegt de kuip uit en sprint naar het achterdek om ze aan de helpende handen te geven. Om de één of andere reden houden ze in Zweden niet van bolders op de kade: het zijn altijd ogen of ringen. Je moet dus de kant op. We vonden het zó lastig, dat we steeds ofwel ankerden, ofwel meer betaalden voor een plek langszij een steiger. Lachwekkend, maar zo dapper zijn we nou eenmaal niet.
Nieuwe haak
De meerboeien in de haven van Kalmar zijn vrijwel allemaal bezet, gelukkig vinden we toch nog een plekje. Iedereen zit gezellig vanuit de kuip toe te kijken hoe we het kunstje gaan flikken. Met een haak waarmee je een lijn door een oog kunt halen, krijg ik in één keer de lange lijn aan de boei. Ik mik de twee uiteinden van de lijn in Wietzes hand en ren naar voren. Daar staat een vriendelijke Duitser de preekstoel al vast te houden.
Al snel zijn m’n voorlijntjes klaar en kunnen we opgelucht ademhalen. Nog geen uur later horen we dat we niet op die plek kunnen blijven liggen! Voordat we naar een andere plek gaan, lopen we even de watersportzaak binnen om een handige haak te kopen; we zien veel boten daarmee met het grootste gemak afmeren. “Uw boot is 17 ton? Dan kunt u deze zwaarste haak alleen in een beschutte haven gebruiken,” zegt de winkelmedewerkster vrolijk. Hmm.
Terug aan boord gooien we los en draaien een rondje in de haven. Met de andere Nederlandse boten in de haven kletsen we een beetje terwijl we ons klaarmaken voor een andere plek. “Nieuw haak?” lacht iemand. Ik grijns terug en hou het ding als een zwaard voor me. Grote hilariteit. “Klaar?” bromt Wietze. “Ja.” En daar gaan we. Feilloos klikt de haak op de meerboei, dezelfde vriendelijke Duitser pakt de voorlijnen aan en een stuk minder gestresst zetten we alle lijnen op spanning. “Ik vertrouw het toch niet helemaal, laten we nog maar een extra lijn op die meerboei zetten,” zegt Wietze.
Slingerend genieten
Door deze nieuwe vaardigheid kunnen we uit nóg meer leuke plekken kiezen. Tussen Kalmar en Stockholm liggen honderden eilanden. Meestal zijn ze bespikkeld met vakantiehuizen, maar je kunt er ook kleine havens vinden. Sommigen zitten bij een veerstoep, andere zijn van een kleine zeilclub. Figeholm is zo’n pareltje. Het voorseizoen is nog rustig, we zien weinig zeilende Zweden. Met name Duitsers, Denen en Nederlanders. Opeens valt een Noorse vlag op. Er wordt driftig gezwaaid en tot onze stomme verbazing lopen we Nina en Bjørn weer tegen het lijf. Vorig jaar kruisten onze koersen elkaar in Noorwegen en nu liggen ze met hun Katharina hier. “We gaan zo barbecueën, jullie komen ook toch?” roept Bjørn enthousiast.
Utö is ook prachtig: knusse haven en heerlijk wandelen en fietsen over het eiland. “Wat is dat voor een raar gat?” wijst Wietze. “Oude ijzermijnen” lees ik. We steken over naar Dalarö, waar we met maar liefst vier Nederlandse boten liggen. Dit gezellige verenigingshaventje ligt vlak bij een kitesurf strand. Het waait hard; de kiters vliegen soms letterlijk over het water. Spectaculair, zeker omdat hun keerpunt zo ongeveer in de haven ligt.
Fika
De volgende ochtend wordt er op de romp geklopt. “Fika!” Lachend stappen Karl Axel en Elisabet aan boord: Zweden die we tijdens onze wereldreis ontmoet hebben. Elisabet geeft me een grote zak zelfgebakken kaneelbroodjes en ik ga snel koffie zetten. In Zweden valt alles stil rond 10.00 en rond 15.00: fika. Het is een ‘aangeklede koffie’ van vijftien minuten: men eet er altijd iets bij, de kaneelbroodjes zijn fika-traditie.
Al gauw komt de kaart op tafel en krijgen we allerlei tips van ze. “Zeg, mag ik iets vragen?” zeg ik. “We komen het woord ‘lagom’ tegen, wat betekent dat?” Ze kennen ons spelletje met de Zweedse taal en gaan er even goed voor zitten. “Lagom laat zich niet vertalen. Het woord hangt sterk samen met onze cultuur: niet te hoog, niet te laag, precies goed. Zweden houden er van als dingen rustig zijn en hebben bijvoorbeeld een hekel aan schreeuwers of opscheppers,” legt Elisabeth uit. “Maar een ankerplek kan ook ‘lagom’ zijn: perfect voor een rustige nacht en heerlijk in de natuur.”
Feesteiland
Op ons lijstje stond ook Sandhamn: een eiland in de buitenste scheren van Stockholm. Thuisbasis van de KSSS: de koninklijke zeilvereniging van Zweden. Een chique haven, waar een prachtig hotel bij staat. Het eiland zelf is een mini-versie van Terschelling. Razend populair: de hele dag varen veerboten af en aan. We trakteren onszelf op een lekker diner op het terras van het hotel en zitten nog lang te kijken naar de kleurrijke stoet mensen die voorbij trekt. Als de muziek hoger gedraaid wordt en de feestverlichting aan gaat, kuieren wij rustig naar de boot. Die overigens niet op een meerboei ligt: voor de verandering krijgen we hier van de havenmeester een touw aangereikt dat je razendsnel hand-over-hand naar achteren moet trekken, om daar de boot mee van de steiger te houden. Ik weet nu dat het handig is om daar handschoenen bij aan te trekken.
Afscheid
Na nog een paar heerlijke ankerbaaien komen we in Furusund aan. “Het is de stilte voor de storm,” zegt de havenmeester, “volgende week, na midzomernacht, barsten hier de vakanties los en wordt het heel druk. Hier, ik heb nog een plekje voor jullie langszij de steiger. Lekker makkelijk.” Dankbaar knopen we vast.
In Furusund gaan we op zoek naar de rotstekening van een kompas. In 1463 meerde de toenmalige koning van Zweden aan in Furusund en liet dit kompas tekenen. Het is de oudste afbeelding van een kompas in Scandinavië. “Hij reisde hierna naar Rusland,” lees ik voor. “Maar wij gaan naar het noorden,” zegt Wietze, “gek genoeg voelt het als een soort afscheid van de Stockholmse scheren en het begin van een nieuw deel van onze reis.” Ik grinnik: “Kom, we gaan naar onbekend gebied!”
Furusund, Zweden, juni 2024.
Tekst en foto’s: Wietze van der Laan en Janneke Kuysters
Tags: Blog Anna Noord Last modified: 27 juni 2024