De palmbomen ruisen boven mijn hoofd. Liggend op een strandbedje zie ik hoe de golfjes van de azuurblauwe zee het hagelwitte strand kussen. Op het bedje naast me ligt mijn dierbare vriendin Petra net zo behaaglijk uitgestrekt. We keuvelen over het goede leven en even later wijst ze naar een oogverblindend knappe man die over het strand naar ons onderweg is, met een dienblad waarop een ijsemmer, twee glazen en een prachtige fles Chablis.
Als hij zich vooroverbuigt om de koele versnapering aan te reiken, hoor ik ineens een harde knal. De ijsemmer wordt in m’n gezicht gegooid en ik hoor Wietze schreeuwen. Totaal verward kijk ik om me heen. “Wát?” schreeuw ik naar Wietze, die een handdoek in m’n gezicht drukt. “Wakker worden! We hebben een breker binnen gekregen. Alles is drijfnat” brult hij.
Rottige Noordzee
Ik vlieg de loodskooi uit en land meteen in een laagje water. Wietze vertelt, terwijl we onze handdoekenvoorraad gebruiken om al het zoute water op te vegen: “het gaat steeds harder waaien. Maar dat is niet zo erg. De zee is verward en we lijken in drie verschillende golfsystemen te zitten.
Ineens komt er een hele hoge golf parallel aan de boot omhoog en die breekt over de volle lengte van de boot op het dek. Bizar, ik zag het water zó naar binnen klappen.” We zijn allebei stomverbaasd dat we, zelfs met een middenkuiper, zó geraakt kunnen worden. Tijdens onze wereldreis hebben we twee brekers achterop gehad, maar dit nooit.
Enfin, m’n wacht zou toch al bijna beginnen, dus ik kleed me aan en ga naar buiten. Wietze kruipt in de klamme loodskooi. Buiten is het een heksenketel. Gierende wind en steeds weer de klappen van de golven die van alle kanten aan komen stormen. Ik kijk op m’n horloge: nog drie uur te gaan voordat de zon op komt.
Mopperend kijk ik naar het scherm met de AIS-meldingen: het stikt van de schepen om ons heen. Samen met de boorplatforms en windmolenparken is het een hindernisbaan geworden. Mopper, mopper. Stomme klotsbak. Met driemaal gereefd grootzeil en een puntje uitgeboomde kluiver denderen we richting Nederland. Zoals altijd, is onze Anna Caroline de spreekwoordelijke rots in de branding: klap na klap incasserend, dartelt ze door de golven terwijl de windvaan ons als een streep naar Nederland stuurt.
Preekstoel
Onze laatste twee weken in Noorwegen waren heerlijk, maar stonden ook in het teken van de oversteek. Je wilt nog maximaal gebruik maken van de tijd die je hebt, maar tegelijkertijd kijk je ook vaak of er een weergaatje aan komt. Reidun, een stoere Noorse die we in Bergen ontmoet hadden, verwelkomt ons in de knusse haven van Skudenes.
Gezellig aan tafel vraagt ze naar onze plannen. “Tsja, we willen de Preikestolen graag beklimmen. Maar het is nogal een eind omvaren en de tijd begint toch te dringen” zegt Wietze. “Dat is leuk,” zegt Reidun spontaan. “Die wil ik ook weer eens doen. Is maar 2,5 uur rijden hiervandaan. Morgen?”
En we springen in alle vroegte in haar auto. We treffen het: schitterend weer en naseizoen-drukte op het populaire wandelpad. De Preekstoel-rots is een 600 meter hoge klip die boven de Lysefjord uitsteekt. De klim omhoog is prachtig en als je dan op de vlakke top staat is alle vermoeidheid weg: schitterend uitzicht op het fjord, waar zeilboten onderlangs varen.
Gaatje
De wind blijft hardnekkig in de zuidoost-hoek zitten, dus als we een gaatje zien om naar Egersund te komen hakken we de knoop snel door. Het is een lange dag zeilen op een opgeklopte zee, dus we zijn blij als het ons gelukt is om onze vertrekhaven te bereiken. “Slaan jullie Stavanger over?” mailt Noorse zeilvriend. Grinnikend staan we de volgende dag tussen de kostuums en stropdassen op het perron van Egersund: de forensentrein brengt ons in een uurtje er naar toe.
Stavanger blijkt veel gezelliger dan we dachten. We slenteren heerlijk door de oude wijken en gaan natuurlijk even bij de haven kijken. De passantensteigers liggen in het hart van de stad. Toplocatie, ware het niet dat pal daarvoor twee dikke cruiseschepen liggen. De jachten moeten letterlijk door een smal ‘paadje’ tussen die mastodonten varen om bij de steigers te komen.
We bezoeken ook het Oliemuseum, dat verrassend interessant blijkt te zijn. Tussen alle informatiepanelen, schaalmodellen en weetjes over olie en gas is ook veel te vinden over duurzame energiebronnen. Wietze staat stil bij een schaalmodel van een drijvende windmolen. “Dus ze kunnen ook op veel dieper water een windmolenpark maken?” vraag ik. Hij knikt.
Scenario’s
De haven van Egersund wordt met de dag gezelliger. Met elk weergaatje verandert de stemming. De westgaande jachten hebben veel kansen; we zien vooral Noren die in de buurt van Oslo een jacht gekocht hebben en nu voor de winter nog naar hun thuishaven aan de westkust willen komen.
De oostgaande jachten zijn voornamelijk Amerikanen of Canadezen die op weg zijn naar hun winterplek, waar de boot achterblijft terwijl zij naar hun thuisland gaan. Voor hen gelden immers ook de 90 dagen als maximale verblijfsduur in Noorwegen; wij hebben het voordeel dat we na 90 dagen meteen het land weer in mogen, maar zij moeten 90 dagen wegblijven.
Wij zijn inmiddels al vier maanden in Noorwegen, maar door ons uitstapje naar Spitsbergen is de teller opnieuw gaan lopen.
De zuidgaande boten tobben met te korte weergaten om het te halen. Alle scenario’s passeren de revue: met een tussenstap naar Thyborøn in Denemarken? Oostelijk van Denemarken en via het Kielerkanaal terug? De dagen tikken voorbij. Met Fokke en Lenie van de Hestia buigen we ons over de weerkaarten als er een gaatje lijkt te komen. Snoeiharde noordenwind. “Van achteren” bromt Fokke. Wietze knikt peinzend. “Niet ideaal, maar volgens mij moeten we het er op wagen.”
Zoeken tussen de knipperaars
Zestig uur nadat we Egersund uit voeren, varen we in het donker het zeegat tussen Vlieland en Terschelling in. Moe na de ruige oversteek en blij dat we er bijna zijn. Wietze stuurt en ik zit op het scherm te turen naar de tonnen die we moeten volgen. Op die manier houdt Wietze z’n nachtzicht. “Je zou nu twee groene knipperaars rechts van ons moeten zien” zeg ik. “Twee?! Ik zie er wel twintig” zegt hij met iets van wanhoop in z’n stem.
Langzaam ploeteren we er doorheen, tot we voor de haven van Vlieland liggen. Het is springtij, dus de stroom giert op dit smalle stuk. “Weet je, over een half uur is het lichter. Laten we nog even wachten, dan kunnen we iets makkelijker die smalle ingang in varen” zegt Wietze. We steken de boeg in de stroom en langzaam vooruitslaand blijven we keurig op onze plek liggen.
Ik zet thee en we kletsen over onze plannen voor de komende maanden. De eerste aanvragen voor lezingen over onze wereldreis zijn alweer binnen gekomen; heerlijk om dat verhaal te kunnen vertellen. En we willen nu eindelijk eens leren wingfoilen. Ook starten we de huizenjacht maar weer eens op.
“En volgende zomer?” vraag ik. “Ik voel wel wat voor de Botnische Golf” zegt Wietze. “Of IJsland. Of de Orkneys”. Het halve uurtje wachten is in een oogwenk voorbij. In de haven zien we navigatielichten aan gaan. Er komt een boot naar buiten. Terwijl hij dicht langs ons vaart, roept de schipper: ”Anna Caroline?” Wij roepen verrast: “Ja!” Hij wuift: “Ik volg jullie blog. Welkom terug!”
Weer in Nederland, september 2023
Tags: Blog Anna Noord Last modified: 4 oktober 2023