“Grip Pilot, Grip Pilot” horen we een groot vrachtschip op kanaal 16 roepen terwijl we naar Kristiansund varen. De loods antwoordt snel en op kanaal 6 gaat de conversatie verder. “Aparte naam, Grip” mompelt Wietze. Ik sla aan het Googelen, dankzij het goede internet langs de hele kust van Noorwegen. “Grip is een klein eilandje” wijs ik op de kaart. “Ligt een mijl of 8 van Kristiansund af.” We denderen ondertussen met een harde noordenwind en striemende regen richting Kristiansund, waar we twee uur later opgelucht aan de passantensteiger vastmaken. Wat een dag!
Naar Grip
’s Avonds kijken we naar het weer en overwegen onze plannen voor de komende dagen. Vóór ons ligt Hustadvika, een lastig stukje Noorse kust, waar je even uit de beschutting van de eilanden gaat en de open zee op steekt. Daar is natuurlijk niks mis mee, maar het lastige is dat het er wemelt van de rotsen en kleine eilandjes. Je kunt dicht langs de kust een betonde route volgen, of kiezen voor een route die iets dieper is en iets verder van de kust ligt. Het alternatief is er met een wijde boog omheen varen, maar dat voegt veel extra mijlen toe. Door de harde wind staat er een hoge deining, waardoor het een grote klotsbak wordt. De watersportende Noren die we spraken, hebben een heilig ontzag voor deze 25 mijl.
“Dat Grip lijkt me een heel leuke plek” zeg ik na nog wat Googelen. “Laat eens zien” zegt Wietze. Als ik glimlachend het haventje van Grip op de kaart laat zien, wordt zijn mond een dunne streep. “No way dat we daar in gaan. We kunnen alleen aan de veerstoep liggen en dan vraag ik me nog af of het diep genoeg is. Plus: we kunnen er onze kont niet keren.” Ik barst in lachen uit. “Precies: de veerstoep. We laten de boot lekker hier en gaan met de veerboot een kijkje nemen.” Met een zuur gezicht omdat hij in m’n grapje getrapt is, luistert hij naar m’n plan.
Kerk om te schuilen
De veerboot gaat maar één keer per dag; je hebt precies anderhalf uur om het eilandje te verkennen. De regen is weggetrokken en we treffen een stralende dag. Het stoere groene bootje wordt gevaren door een schipper en z’n maat; zij fungeren meteen ook als gidsen. Voordat we het haventje invaren, koerst de schipper naar een enorme vuurtoren die naast Grip op een rots staat. “Veertig meter hoog, er is er nog maar één hoger in Noorwegen” legt schippersmaat Sindre uit.
Eenmaal in de haven, stappen we gretig op de kade. “Grip staat al heel lang op allerlei zeekaarten vanwege de strategische ligging aan de kust” zegt Sindre. “Er wonen al honderden jaren mensen op het kleine eiland. In februari en maart trekt de haring en kabeljauw hierlangs. Vroeger zwermden dan honderden vissers over deze eilanden. ’s Avonds trokken ze hun bootje op de rotsen, keerden het om, sliepen eronder en gingen de volgende dag weer het water op.
” We lopen langs de prachtige huisjes en schuren. Er is een oud schooltje, dat nu in de zomer dienst doet als café voor toeristen. Met een grote sleutel maakt hij de deur van een bruinhouten kerkje open. “Deze staafkerk is eigenlijk een blokhut met een buitengevel van planken. Als het erg hard stormt, overspoelen de golven het eiland soms. Dan schuilden de mensen vroeger in het stevigste gebouw van het eiland: deze kerk. Hij staat er al vanaf 1470” vertelt Sindre, wanneer hij z’n hand op het kleine altaar legt. Later vertelt hij dat hij ook pastoor is en in dit kerkje huwelijken inzegent.
Plank voor plank
In 1964 besloot de Noorse overheid dat het welletjes was en dwong de bewoners van Grip om naar Kristiansund te verhuizen. Grip was tot dan toe een zelfstandige gemeente, maar eentje zonder stromend water, elektriciteit en medische zorg. De laatste twee bewoners verlieten in 1974 het eiland, maar alle voormalige bewoners hielden hun huis aan als vakantiewoning.
Op een mooie dag als vandaag zie je veel mensen druk bezig met het onderhoud van hun huis. We slenteren rond en zien een klein wit huisje op een klip staan. “Dat was dus vroeger het loodsstation” glimlacht Sindre. “Daarom hoorden jullie ‘Grip Pilot’ op de radio. Ze zitten nu in Kristiansund, maar het station heeft nog de oude naam.” Ah.
“Hoe krijgen al die mensen hun bouwmaterialen, diesel voor de generator en water hier?” vraagt Wietze. “Plank voor plank. Op rustige dagen met hun eigen bootjes en soms kan de veerboot ook wat meenemen.” In het haventje en in een bevaarbare inham zien we kleine sportvisboten deinen op de binnenrollende golfjes. Het is een heerlijke plek; met spijt stappen we weer op de veerboot voor de weg terug.
Als we over de bezoekerssteiger naar Anna Caroline terug lopen, zien we dat we een nieuwe bootbuurman hebben. Een fors jacht, waar mensen druk bezig zijn om stapels planken op het dek te sjorren. “Grip?” vragen we geamuseerd. De eigenaar knikt. “Morgen is de deining wat minder, dus dan kan ik het erop wagen om het te brengen.”
Tweede hindernis
De verhalen van deze eilanden die voor de Noorse kust liggen, zijn prachtig om te horen. We krijgen er steeds meer lol in om ze op te zoeken. Nadat we Hustadvika op een rustige dag doorgevaren zijn, dient zich al snel een tweede hindernis aan: de beruchte kaap Stadlandet, die als een 500 meter hoge vuist in de zee steekt. Gelukkig zit het weer mee en kunnen we er met een zwak noordenwindje omheen. We duiken meteen weer ‘naar binnen’ tussen de eilanden en knopen vast in Silda. Ook weer zo’n parel, waar de oude visserswoningen nu allemaal vakantiehuizen zijn. Een veerboot stormt een paar keer per dag de haven binnen en daarna daalt de weelderige rust weer neer.
Tim
“Je merkt wel dat we zuidelijker komen” moppert Wietze, wanneer hij z’n capuchon strakker om z’n hoofd trekt. De beruchte regen die de westkust van Noorwegen zo kan teisteren, heeft ons nu al een week in z’n greep. De zuidenwind brengt de regen, dus we zijn blij dat we in de beschutting van de eilanden toch stap voor stap zuidelijker komen. “Morgen klaart het op, zullen we dan toch nog één zo’n leuk eiland bezoeken dat wat verder van de kust ligt?” opper ik. “Welke?” “Røvær, dat is wat groter en het heeft een goede steiger.” Wietze knikt en zet de koers in de kaart. “Laten we op tijd vertrekken, want ’s middags gaat het weer regenen en hard waaien.”
De volgende ochtend varen we al vroeg door het smalle toegangskanaal. Røvær is eigenlijk een kleine eilanden groep; de twee grootste eilanden zijn met een brug met elkaar verbonden. Het is een heerlijke plek, waar we urenlang banjeren over de rotsen, tussen de bloeiende heide. Bij de veerstoep lopen we Tim tegen het lijf. “Ja, ik woon hier” grijnst hij. Later op de dag gaan we koffie bij hem drinken en kunnen we onze vragen afvuren.
“Mijn vrouw en ik wilden met onze jongens uitzoeken hoe het is om een tijdje in Noorwegen te wonen. Røvær had een campagne ‘Eiland zoekt kinderen’ en zo zijn we hier terecht gekomen. We hebben allebei een leuke baan bij een hotel gevonden en hebben dit gezellige huis. Het is een fantastische tijd geweest, waarin we veel geleerd hebben. Onze tijd zit erop; we gaan binnenkort weer terug naar Nederland.”
Hij vertelt over de prachtige natuur op Røvær en de goede sfeer onder de bewoners. “Er wonen hier jaarrond zo’n 80 mensen; in de zomer zijn dat er 40 meer. We zijn hier heel gastvrij ontvangen. De sfeer is erg goed: je bent hier op elkaar aangewezen. Iedereen helpt elkaar, het gevoel van saamhorigheid is groot.
“En hoe zijn de winters?” vraag ik. “De smalle haveningang die jullie genomen hebben, is ronduit gevaarlijk in een winterstorm. Ik heb daar de golven metershoog over de rotsen zien komen. De Noren zeggen: ‘er is geen slecht weer, wel slechte kleding’. We zijn zo vaak als we kunnen buiten, ook in de winter. Heerlijk om de jaargetijden zo mee te maken; ik ben hier veel meer één met de natuur.”
Helemaal vol van het gesprek met Tim lopen we terug naar de boot. “Zou jij op zo’n eiland willen wonen?” vraagt Wietze me. “Voor een poosje wel. Maar ik zou altijd een boot in de haven willen hebben om er van weg te kunnen zeilen. Er is nog zoveel meer te zien” zucht ik tevreden.
Røvær, Noorwegen, september 2023
Tags: Blog Anna Noord Last modified: 20 september 2023
Ja Grip ik zie het vanuit Eide bijna liggen. Wij hebben gisteren Hudstavika bevaren richting Noord en Trondheim dus. Wat schrijf je toch leuk!
Dank je wel Marianne!
Hartelijke groeten, Wietze en Janneke
Het interieur van het kerkje van Grip is door Nederland geschonken na een overstroming er hangt ook een door Nederland geschoken modelschip in het kerkje
Dank je wel Tiemen, dat wisten we niet. Het maakt het bezoek extra waardevol. Op de foto’s die we maakten, kunnen we deze schenking nog eens extra bekijken.
Hartelijke groeten, Wietze en Janneke