Nieuws

Zeilongelukken en wat je daarvan kunt leren (deel 2)

Met de schrik vrij

11:11

We zijn er allemaal bang voor dat er tijdens een zeiltocht eens iets flink misgaat. Zes zeilers vertellen hoe zij in een situatie terechtkwamen die ze liever hadden vermeden.
Gelukkig brachten ze het er heelhuids vanaf, maar de materiële schade was soms aanzienlijk. Wat gebeurde er, hoe hebben ze het opgelost, en vooral: wat zouden ze een volgende keer anders doen? Vorige week publiceerden we deel 1 en hieronder vind je deel 2.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Zeilen editie 11/2021
Tekst: Klaas Smit

Zaling afgebroken

In 2014 deed Eric van den Bandt mee met de 24 Uurs Zeilrace. Hij stapte samen met drie andere ervaren zeilers aan boord van de Dehler 22 van de studentenzeilvereniging De Blauwe Schuit uit Leiden.

Het was een editie met uitersten: geen wind, vlak water, vliegende wind, striemende regen, zon en hoge golven op het IJsselmeer. “In de ochtend zeilden we onder spinnaker naar de boei Sport B die tegen de Afsluitdijk aanligt,” begint Eric. “Er stond een stevige wind en we stoven over het IJsselmeer. De wind nam verder toe, maar we konden de spi nog blijven voeren. Voor ons zagen we dat enkele concurrenten hun gekleurde windvangers al streken. Niet zo gek, want aan de horizon hing een gevaarlijk uitziende, pikzwarte lucht. Wij volgden het voorbeeld van die andere schepen en vervingen de spi door de fok. Net op tijd, want na de zeilwissel barstte het geweld los. De lucht was angstaanjagend geworden met een heuse rolwolk. Binnen een paar minuten veranderde de windkracht van 4 in 9 Beaufort. Dat duurde gelukkig niet lang en we vervolgden onze route. De wind viel weg, maar kwam daarna weer terug als 5 Beaufort. Een flinke knal maakte een einde aan onze zorgeloosheid. Bij ons alle vier zat de schrik er meteen goed in. Wat was er gebeurd? Het klonk ernstig, maar we konden eerst niet ontdekken wat er mis was. Het tuig gedroeg zich raar. Pas toen we naar boven keken, bleek de zaling aan loef te zijn verdwenen.”

Actie!

Direct stuurden ze de Dehler 22 overstag, zodat de mast belast werd aan de kant waar nog wel een zaling zat. “Gelukkig gingen we meteen over tot actie,” vertelt Eric verder, “en verstijfden we niet door de schrik. Met de overstag wilden we voorkomen dat de mast overboord zou gaan. Een van ons pakte snel de kraanlijn en zette die als extra stag vast op de voetreling. De valstoppers gingen open, want het zeil moest naar beneden. Dat viel nog niet mee op een stuiterende boot. De stuurman probeerde de boot zo goed mogelijk rechtop te houden en we slaagden erin de zeilen te strijken.” Het grootste gevaar was nu geweken, maar de mast stond toch nog wiebelig aan dek. “De vaste ligplaats van de boot is bij onze studentenvereniging, achter een brug. Om door de brug te kunnen, moeten we de mast altijd strijken. In het woelige water lieten we de mast zakken, zodat we zeker wisten dat-ie er niet af kon vallen. We waren bang dat-ie tijdens het zakken uit de mastvoet zou schieten en alsnog overboord zou gaan. Het lukte ons de mast gecontroleerd aan dek te krijgen en achter legden we hem op de schaar. Op de kajuit plaatsten we de mast in de mastvoet en we sjorden hem stormvast aan dek.”

Veilige haven zoeken

Iedereen is blij dat de inspanningen het gewenste resultaat hebben opgeleverd en dat er geen persoonlijke ongelukken zijn gebeurd. “We waren ver verwijderd van de bewoonde wereld; de volgende uitdaging werd om veilig de vaste wal te bereiken. Het waaide nog steeds stevig en de golven waren hoog voor de Dehler. De boot heeft precies de verkeerde maat voor de IJsselmeer-golfslag. Op de buitenboordmotor voeren we tegen de baren in; ze gooiden de boot telkens omhoog om ’m in een golfdal weer te laten vallen. De schaar kwam los van het dek en we zochten extra lijnen om alles nog beter vast te zetten. De eerste gedachte was om naar Medemblik, het finishdorp, te varen maar we kozen toch voor Enkhuizen. Daar kwamen we bij van de schrik en dronken we een biertje op de goede afloop. Twee van de vier stapten daarna af, de andere twee brachten de boot na de pitstop weer naar de thuishaven; de Dehler 22 heeft een ophaalbare kiel, dus vanaf Monnickendam konden we binnendoor terug naar Leiden.”

Geleerde lessen

“Een paar weken voor de 24 Uurs constateerden we dat twee van de vier popnagels misten en dat de kop van de zaling verbogen was. We hebben die verbuiging er zo goed mogelijk uitgehaald en de zaling weer met vier popnagels vastgeklonken. Er zat nog wel wat ruimte op, maar hij zat weer goed vast, dachten we.”

  • Laat vitale gebreken door professionals verhelpen.
  • Lees de polisvoorwaarden van je verzekering goed door voor je meedoet aan een wedstrijd.

Je schip zien zinken

Bert van den Broek en zoon Andre vertrokken op 31 augustus 2011 met hun stalen spitsgatkotter Cornelia vanuit het Noorse Farsund naar Nederland. Om tien uur ’s ochtends waren ze al tien mijl uit de kust. De zwakke wind was inmiddels toegenomen tot twintig knopen, westnoordwest. Ze gingen als een speer.

“Het had de dagen ervoor flink gewaaid uit noordnoordwestelijke richting,” begint Bert. “Die golfslag was nog blijven staan en vermengde zich met de opbouwende zee uit westnoordwest. Onder vol tuig kreeg Cornelia af en toe een flinke berg met water over zich heen, maar zoals gebruikelijk trok ze zich daar niets van aan; ze schudde een keer met haar spitse kont en stoof er met ruim acht knopen vrolijk vandoor. De zon scheen volop en mijn zoon Andre en ik waren opgetogen dat we zo hard in de goede richting gingen.
Na het avondeten was Andre met zijn koptelefoon in de salon gaan liggen met de boodschap: ‘Roep me maar om een uur of negen, dan ga ik wel in de stuurhut op wacht zitten, pa’.”

Brand!

“Omstreeks 21.00 uur was ik in de kombuis om wat lekkers te maken om hiermee Andre te verleiden de wacht over te nemen, toen een scherpe fluittoon uit de machinekamer klonk. Ik rende de stuurhut in, opende de machinekamer en werd direct omringd door een gitzwarte rookwolk.
Instinctief sloot ik de toegang weer en schreeuwde: ‘Andre, we hebben brand, alles aantrekken!’ Hij was binnen twee tellen met zijn thermopak, capuchon en laarzen in de stuurhut. We hielpen elkaar om de capuchon aan te ritsen en de reddingsvesten om te doen. ‘Heb je je mobieltje en je pasjes bij je?’ vroeg ik. Hij racete door de salon naar zijn slaaphut om die te pakken. Alsof we zwijgend communiceerden ging ik vervolgens de zeilen naar beneden trekken om de snelheid uit het schip te krijgen en Andre stopte met een stapel (nieuwe) badlakens de luchtroosters van de machinekamer dicht. We wisten dat de automatische blusinstallatie in de machinekamer alle zuurstof zou verdrijven; toevoer van lucht moest voorkomen worden. Inmiddels was de generator ook gestopt, en ondanks startpogingen vanuit de kombuis bleef die dood.
Toen we de marifoon grepen om een noodoproep te maken, bleek tevens alle 24-voltspanning weggevallen te zijn. Ontgoocheld keken we elkaar aan, nu werd het tijd om het reddingsvlot maar overboord te gooien. Mochten de vlammen straks door de vloer komen, dan hadden we in ieder geval een uitweg.”

Water aan boord

Cornelia dreef voor top en takel nog steeds met een behoorlijke snelheid naar het zuidoosten en vertwijfeld keek ik naar het dunne lijntje van het reddingsvlot dat zich sissend tot een veredeld luchtbed ontvouwde. Voor de zekerheid knoopte Andre met een dikke landvast het vlot extra vast; het zal je maar gebeuren dat je van je reddingsvlot wegdrijft. Inmiddels had ik vruchteloos enkele noodoproepen geplaatst met de handheld marifoon – leuk speelgoed in de haven maar hier op zee van geen enkele waarde.
Na het reddingsvlot goed gezekerd te hebben besloten we de machinekamer maar in te gaan om de eventuele brand met de brandblussers te lijf te gaan. Er kwam gelukkig minder rook naar boven, maar toen die een beetje weggetrokken was, zagen we tot grote ontsteltenis dat de machinekamer voor driekwart vol stond met water. Op dat moment zakte de moed me volledig in de schoenen. Alleen een brand hoefde geen groot probleem te zijn en dat bleek ook wel want het vuur was gedoofd. Een eventueel lek hoefde ook niet fataal te zijn, maar dan moet er wel accuspanning zijn, of dan moet de generator wel werken om de pompen aan te sturen. In de motorruimte zaten acht afsluiters, maar erin kruipen om de oorzaak van het lek te ontdekken was te gevaarlijk: klein, vol water en te grote kans op verwondingen.”

In het reddingsvlot

“Langzaam realiseerde ik me dat het ondenkbare wel eens kon gaan gebeuren, tenzij er snel een schip langszij zou komen met sterke pompen. Het werd tijd voor de Epirb. Verslagen zaten we op het achterdek; we hadden de harington, de koffer met vuurpijlen en nog wat spullen in het vlot gegooid en zonder succes geprobeerd het ‘dak’ van het vlot omhoog te krijgen. Ook het lichtje was met geen mogelijkheid aan de praat te krijgen. Door de deur van het stuurhuis zag ik inmiddels allemaal kussentjes, tijdschriften, boeken, afstandsbedieningen en meer dierbare spulletjes in de salon wild heen en weer klotsen. Ik moest overgeven en voelde een enorme machteloze woede omhoog komen. Het water kwam inmiddels bij elke golf verder over het gangboord om onze laarzen gespoeld en 23 ton staal en prachtig teakhout bewogen steeds trager in de golven. Het werd tijd om over te stappen in het vlot.”

Redding

“Vreselijk, wat word je door elkaar geschud op zo’n luchtbed. Op het etiket stond dat het voor vier personen was, maar met ons tweeën was het al helemaal vol. Die vermaledijde commercie. We waren nog steeds met een lange landvast verbonden aan Cornelia. Achter ons in de verte zagen we een schip met heen en weer zwaaiend zoeklicht varen. Na een paar vuurpijlen afgevuurd te hebben kwam het luid toeterend op ons af. Eenmaal aan boord van de Deense vissersboot met vijf vriendelijke vissers bleek dat kapitein Tonny ons op acht mijl afstand al op zijn radar had gezien en besloot op zoektocht te gaan. We overhandigden Tonny alle gegevens en de Epirb, en werden in de kombuis verwarmd met een mok hete chocolademelk. Een bemanningslid kwam binnen en trok een oranje thermopak aan, hij zou aan boord van Cornelia gezet worden en proberen een pomp aan boord te krijgen. We liepen met hem mee naar boven op het dek en zagen Cornelia op ongeveer vijftig meter afstand in de schijnwerper drijven. Ik zag het achterdek bij elke golf dieper wegzakken en na enkele minuten helde zij achterover met de heldere driekleur nog steeds in het mussenstag. Langzaam zakte zij met haar prachtige boegspriet naar boven gericht in de golven, even bleef ze hangen, maar na een explosie van luchtbellen zwaaide ze nog eenmaal met de boegspriet en verdween onder water.”
Het ondenkbare was gebeurd. Bert: “Ik rende naar beneden en was gelukkig alleen in de kombuis, ik zal iedereen besparen wat ik daar uitgeschreeuwd heb. Later kwamen een voor een de ruwe vissers me vergezellen en troosten, enkele met tranen in de ogen.”

Cornelia is reddeloos verloren.

Wat was er fout gegaan

Bert liet zijn Cornelia wel vaker ’s zomers in Noorwegen liggen om het schip in de herfst weer naar Nederland te varen. Hij had haar in 2000 nieuw laten bouwen, geheel volgens zijn wensen. Aan boord stond een accupakket van acht gelaccu’s, tachtig kilogram per stuk en inmiddels elf jaar oud.
“Voor vertrek had ik aan een Noors bedrijf gevraagd of ze mijn accu’s wilden nakijken. Eén accu hebben ze eruitgehaald en die bleek nog goed te zijn. Dat zou dan ook wel opgaan voor de andere zeven. Die accu is weer teruggeplaatst in de machinekamer, bij de andere. Wat er gebeurd is, weet ik niet zeker, maar ik vermoed dat die accu niet goed genoeg is vastgezet en dat die ene accu op de ruige zee los is gekomen en is gaan zweven. Dat heeft ergens kortsluiting veroorzaakt, met als gevolg brand.
Die accu heeft ook een afsluiter geraakt of een gat in een koelwaterbuis veroorzaakt, waardoor er water binnen is gekomen. De generator was mijn back-up, maar die kon ik niet aan de praat krijgen, omdat deze zijn verse lucht uit de machinekamer haalde – maar in de machinekamer zat geen zuurstof meer. vanwege de automatische brandblusinstallatie.”

Geleerde lessen

  • Controleer zelf altijd of anderen hun werk goed gedaan hebben.
  • Een generator moet zijn lucht direct van buiten krijgen.

Net op tijd bij de kraan

De Belgische Jason Howard bezit een prachtige Spirit 32. In september 2017 besluit hij nog een paar dagen op pad te gaan met zijn boot in Zeeland. Hij heeft nog wat vakantiedagen over en de weersverwachtingen zijn goed – tijd voor een afsluitend tochtje.

“Van mijn vrouw had ik toestemming om vijf dagen te gaan varen,” begint Jason zijn verhaal. “Ik startte mijn korte vakantie vanuit Wolphaartsdijk, op woensdag 20 september. Met een zacht briesje zeilde ik naar Sint- Annaland, want daar lag een Spirit met een nieuwe kuiptent. Omdat wij ook overwogen zo’n ding te laten maken, was ik benieuwd naar het eindresultaat.
Maar voor de Zandkreeksluis stond de temperatuurmeter van mijn motor plots in het rood en gaf de toerenteller niets meer aan, terwijl de motor toch draaide. De afstand die ik had afgelegd tot de sluis, was te kort om de motor warm te laten lopen, dus ik ging op onderzoek uit. Bij de motor ontdekte ik een losgekomen massacontact. Ik zette er een nieuw stekkertje op en alles werkte weer als vanouds. Probleem opgelost in minder dan dertig minuten – heel tevreden voer ik de sluis in.”

Spirit 32 Spiriwiri met Jason aan het roer.

Hels kabaal

“Er stond niet veel wind, maar het getij nam mij vlotjes mee. Het grootzeil streek ik voor het kanaal richting de haven van Sint-Annaland; ik vaar solo en heb toch tijd genoeg. De motor liet ik nog even uit en op het voorzeil voer ik richting de haven. In het kanaaltje stond wel wat stroming en bijna bij de haven is het vrij smal, dus ik startte de motor. Er klonk een hels kabaal en de motor viel direct stil. Mijn eerste reactie was dat ik was vastgelopen aan de grond, maar de dieptemeter sprak dat tegen. Iets in de schroef dan? Het voorzeil stond nog met een puntje, dus ik besloot maar op zeil de haven binnen te varen. Gelukkig kwam op dat moment net een schip naar buiten gevaren. Toen ik kenbaar maakte dat ik geen motor had, boden ze mij een sleepje aan. Dat kwam goed uit, want de ingangsvaart bleek pal in de wind.”

Ik maak water!

“Net in sleep wierp ik een blik in de boot. Tot mijn verbazing zag ik dat mijn vloerdelen verdwenen waren onder een laag water. Ik maakte water! Ik vloog naar mijn pomp en begon te pompen, maar de straal water die uit de darm kwam, trok het niet. Dus ging ik snel naar binnen met een puts om te hozen. Uit het motorcompartiment stroomde het water naar binnen. Ik deed de afsluiter van de motor dicht, maar dat hielp niets. Zat er nu een gat in de boot? Hoe kon dat?”

“Mijn slepers waren ook alert en hadden al contact gezocht met de havenmeester. Die liet op haar beurt vliegensvlug de kraan bemannen. Terwijl ik emmer na emmer loosde, werd ik naar de kraan gesleept. Natuurlijk hing er nog een schip in de kraan; dat moest eerst verzet worden. Voor mijn gevoel duurde dat een eeuwigheid, ik bleef emmers scheppen en legen. Eén van de hulpvaardige slepers was ondertussen begonnen
met pompen. Het water bleef binnenstromen, maar leek wel wat onder controle – nu zo snel mogelijk de boot de kraan in. Toen we eenmaal in de banden hingen, stroomden er liters water uit de boot via de schroefaskoker. Nergens een gat te zien. Wat was er misgegaan?
Pas na een tijd, toen al het water uit het motorcompartiment was gelopen, zagen we twee grote rubberen stukken drijven. Mijn achterste motorsteunen waren afgeknapt, waardoor de motor was verschoven. De schroefaskoker was gewoon afgebroken, netjes achter de seal. Daar kwam het water dus vandaan. Als dit gebeurd was op een plaats zonder kraan, of erger, onderweg op zee – was dit heel anders afgelopen. Vooral het feit dat ik solo zeilde, beperkte de mogelijkheden om tijdens het varen op onderzoek uit te gaan.”

Gissen naar oorzaak

“Uit onderzoek door de verzekering bleek dat er bouten tussen de schroefasklem en de keerkoppeling moeten zijn losgekomen. Hierdoor was de schroefas uit de middellijn geraakt en was alles afgebroken. Was het een slechte schroefasborging? Metaalmoeheid? De echte oorzaak blijft gissen. Uiteindelijk moest de oude motor eruit, zodat een nieuwe schroefaskoker kon worden ingelamineerd. De motor was nog gereviseerd en goed, maar op leeftijd. Daarom heb ik besloten een nieuwe te laten plaatsen. Toen alles gedemonteerd was en opnieuw aangelegd, kwam er nog een laagje verf in en was het motorcompartiment als nieuw.
Wat ik achteraf gezien anders zou doen? Niet veel. Wel ben ik in alle tumult vergeten mijn slepers ‘deftig’ te bedanken. Bij deze! Achteraf gezien ben ik ook blij met de snelheid waarmee de havenmeester heeft ingegrepen. Die was fenomenaal. Zonder mijn slepers en de havenmeester zou mijn schip zeker gezonken zijn.

Geleerde lessen

  • Schaf eventueel, naast de handpomp, een automatische bilgepomp aan met veel capaciteit.
  • Loop minstens één keer per jaar de motor na en kijk dan zeer gedetailleerd naar alle bouten en aansluitingen.

Foto’s: © Privéarchief geinterviewden
Tekst: Klaas Smit

Last modified: 10 september 2024
Sluiten