Nieuws

Magic Nana strandt in diep water

40 jaar zeilen, onvergetelijke verhalen

20:00

In editie 5/2025 van Zeilen blikken we terug op veertig jaar zeilverhalen – mijmeringen, missers en meesterlijke passages die zijn blijven hangen in. Eén van die verhalen is zonder twijfel het indrukwekkende relaas van Hans Keizer, dat we hieronder in z’n geheel herpubliceren.

Keizer beschrijft op rauwe, eerlijke en tegelijk poëtische wijze zijn tocht terug naar Nederland met zijn Magic Nana V, een Carena 36. Wat begint als een eenzame reis tegen de wind in, verandert in een onvergetelijke en misselijkmakende ontmoeting midden op de oceaan. Verhalen als deze herinneren ons eraan waarom we zeilen – niet alleen voor de mooie momenten, maar ook voor het onverwachte, het absurde, het avontuur.

Gestaag splijt de boeg iedere golf en moeizaam kruipt mijn schip en ik naar het noorden. De Portugese kust ligt zo’n dikke vierhonderd mijl ten oosten van ons. Al dagen hebben we tegenwind. Het weerbericht geeft voor alle gebieden boven ons noord, noordoost, noordwest en nog hard ook, zo’n 6 tot 7 beaufort. Finisterre zelfs 8 tot 9. Ik zál naar Nederland!

Drie jaar lang zeilde ik langs de Portugese en Spaanse kust en bleef ik overal hangen. Eindelijk geen haast meer… Met m’n vouwfietsje als trouwe maat en af en toe een huurauto voor een ontdekkingsreis naar het binnenland. Veel lezen en lekker kletsen met andere yachts die soms al meer dan twintig jaar onderweg zijn. Maar toch is er ook dat onbestemde verlangen naar vrienden, kinderen en kleinkinderen. Ze lijken harder te roepen dan anders. Misschien hoor ik het beter of verbeeld ik het me maar?

Ik moet de westelijke winden vinden die me naar Engeland en het door mij ongetwijfeld overschatte Nederland moeten brengen. Ik ben uitgeput, eet weinig en kom niet meer uit de kleren, maar iets drijft me voort, houdt me wakker…

Vijf dagen geleden ben ik vertrokken uit Lagos aan de Algarve. ’s Morgens vroeg weg en zeventien mijl later heb ik Cabo St. Vincente dwars. De wind zit noordoost. Ik blijf in de kuip, liggend in de kussens, totdat ik de shippinglane gepasseerd ben. In de loop van de dag verdwijnt de kust uit zicht en neemt de wind toe tot 5 beaufort, uit het noord-westen.

Fluwelen handschoen

Arie, mijn trouwe Aries windvaan, stuurt het schip. Langzaam verandert de 330 graden op het kompas in 320, 310 en even later zelfs in 300. Tegen zonsondergang is de koers verslechterd tot 280 graden. Als dit zo doorgaat wordt het een lijdensweg maar voorlopig smaakt de bonenschotel met veel uien nog voortreffelijk en drink ik zelfs een pilsje.

De nacht schuift als een fluwelen handschoen over de boot. De golven worden onzichtbaar en af en toe krijgen we een opdonder uit het niets. Het voelt anders dan het vertrouwde warme Algarve water. Gelukkig heeft de boot een vaste buiskap die veel wind en water tegenhoudt.

Na een paar jaar zwerven in Iberische wateren besluit Hans Keizer terug te keren naar Nederland. Met zijn kits Magic Nana V, een Carena 36, begint hij aan de thuisreis. Een tocht met tegenwind, walvissen en een misselijk makende ontmoeting…

In Nederland hoorde ik dikwijls de opmerking ‘Wat zonde, het hele model wordt vernield. Gooi dat ding er toch af!’ Doorgaans afkomstig van zeilers die zelf niet verder komen dan Den Oever.
’s Nachts kijk ik iedere twintig minuten even om me heen. Ik heb geen radar, wel een reflector maar ondanks het stalen schip blijft het eng, vooral als je zo lang lui en rustig hebt gevaren als ik.

Als de vermoeidheid na een paar dagen toeslaat, ga je je dingen afvragen die daarvoor nog heel vanzelfsprekend waren. Minstens een kwartier staar ik naar een licht dat zich maar niet verplaatst om er tenslotte achter te komen dat het een ster is die laag aan de horizon staat. In zo’n maanloze nacht ga je door de vermoeidheid dingen zien die er niet zijn. Het duurt lang voor je precies weet hoe iets zit. Meestal helpt het als ik in zo’n situatie hardop tegen mezelf praat. Dat doe ik ook als ik naar voren ga. Zo voorkom ik dat ik te veel op mijn routine vertrouw en dat er kardinale fouten insluipen. Ik begin een tocht altijd erg optimistisch en hoop er maar het beste van. Soms brokkelt dat optimisme af als er dingen tegen gaan zitten en vooral als de voortgang slechter is dan gepland.

Groep vinvissen

We ploegen voort. Ik zie vaak dolfijnen, soms in enorme aantallen. Net op tijd weten ze telkens de snijdende boeg te ontwijken. Als ze zich even op hun zij draaien kijken ze me nieuwsgierig aan. Een enkele lijkt zelfs te glimlachen. Af en toe ga ik op de preekstoel zitten en roep ik allerlei lieve dingen naar ze. Ook zie ik van tijd tot tijd een walvis, die gelukkig niet al te dichtbij komt. Totdat er ineens een groep vinvissen op honderd meter afstand op tegenkoers ligt. Als ze bijna voorbij zijn draaien ze zich om. Ik schrik me dood! Ik tel er minstens zes, stuk voor stuk vele malen groter dan de boot. Ik weet dat ze erg vreedlievend zijn, maar toch… Ze zwemmen links en rechts van de boot. Een duikt er zelfs onder de boot door, het water spuit aan dek! Gespannen sta ik in de kuip, ik weet niet waar ik het eerst kijken moet. Toch wordt de boot niet geraakt, ze zijn alleen maar nieuwsgierig. Aanvankelijk vergeet ik te fotograferen en als ik eindelijk naar beneden ren om mijn camera te pakken zijn ze al weer tientallen meters verder. Ben ik even blij dat ik witte antifouling heb! Anders had zo’n lekkere jongen me misschien wel voor een leuk wijfje aangezien waar even fijn tegen aan gewreven moest worden.

Het weer blijft wisselvallig met slechts een vaste component; de noordelijke winden. Voor m’n gevoel ben ik ergens halverwege Amerika. Al dagen zeil ik zonder bezaan met een zwaar gereefd grootzeil en een half ingedraaide fok. Gelukkig doet de windvaan het uitstekend. Als enige aan boord wordt hij nooit moe. Op de zevende dag lijkt het weer te veranderen. De wind zwakt af en de reven kunnen uit het zeil. De deining is nog hoog maar de zonsondergang is fel en voor het eerst wolkenloos. Na nog een laatste controle ga ik naar binnen en verheug ik me op eindelijk weer eens een rustige nacht.

Ondraaglijke stank

Tegen een uur of vier word ik gewekt door een schurend geluid. Een fractie later liggen we stil. Als ik verbaasd mijn hoofd uit het luik steek komt een enorme stank me tegemoet, zo intens dat ik automatisch een hand voor m’n gezicht sla. Het is aardedonker. Voor de boeg ligt een zwarte schaduw. Het lijkt wel een soort heuvel… Ik pak vlug een lantaarn en loop naar voren. Als ik op de schaduw voor de boeg schijn duurt het even voor het tot me doordringt. Ik ben bovenop een dode walvis gevaren! De boot zit er bijna voor de helft in!

De stank van verrot vlees is werkelijk ondraaglijk en er borrelt gas uit het lijk. Het sissen wordt heviger en uit de gigantisch opgezwollen buik spuit de rotzooi aan dek. Met een schreeuw van afschuw zie ik in het licht van de lantaarn een paar stukjes verrot vlees langzaam langs het voorzeil glijden. Een bruinrood spoor blijft achter op mijn mooie fok. Snel start ik de motor en sla ik achteruit. Ik hoor wat gerommel, even hapert de motor en slaat dan af. Nieuwe pogingen de motor te starten hebben geen resultaat. Lijn in de schroef? Als ik overboord schijn zie ik niets. Nog twee uur en dan wordt het licht. Kan ik die vreselijke stank nog zolang verdragen? Voor ik het zeil inrol schraap ik de rottende stukjes vlees eruit, maar wanneer ik aan het grootzeil wil beginnen moet ik eerst overgeven. Wat een bende! Rillend kruip ik terug naar de kuip.

Een tijdje later heb ik voldoende moed verzameld om opnieuw te gaan kijken. We drijven weer vrij van het kadaver maar van de achterkant van de boot loopt een lijn naar het beest. Waar die nu vandaan komt? Als het tegen zessen eindelijk een beetje licht begint te worden zie ik dat de lijn vast zit aan een stuk net dat voor een deel om de walvis zit gewonden. In gedachten zie ik het drama dat zich hier moet hebben afgespeeld voor me. Maar voorlopig heb ik zelf nog een behoorlijk probleem. Midden op de oceaan zit ik vastgekent aan twintig ton rottend vlees en kan ik geen kant op!

Overboord

De Magic Nana drijft nu zo’n dertig meter van het kadaver en de lijn staat min of meer strak. Het wordt me duidelijk dat ik overboord zal moeten om de schroef te klaren.

Rondom het lijk zie ik beweging in het water en af en toe verschijnt er een angstaanjagende zwarte driehoek. Haaien, ook dat nog! Zouden ze rustig door blijven eten als ik straks noodgedwongen in het water glij? Ik heb niets te kiezen, er moet iets gebeuren. De stank is niet langer te harden en opnieuw moet ik van pure ellende overgeven. Ik pomp de dinghy op en hang de touwladder buiten boord. Nadat ik een oude spijkerbroek, een donker T-shirt en een paar gympies heb aangetrokken, pak ik het scherpste mes dat ik aan boord heb, zet ik m’n duikbril op en laat ik me in de dinghy zakken. De deining lijkt ineens een stuk hoger dan vanaf de boot. Trillend sta ik met het mes tussen m’n tanden en twee handen aan de reling een poos te twijfelen. Nou, laat zien wat je kan, je moest toch zo nodig! Ik loer eerst nog eens met m’n hoofd onder water in het rond of ik geen haaien zie. Ik ben als de dood. Langzaam laat ik me overboord zakken. Het is koud en smerig. Zonder moeite kun je je voorstellen dat de hel er zo uitziet. De lijn is dik en sterk, snijden heeft geen zin, ik moet hem eraf winden. Ik duik wel tien keer. Bij iedere keer krijg ik het touw iets verder los van de schroefas. Door de deining is het een gevaarlijke klus. Een paar keer moet ik snel mijn hand wegtrekken om te voorkomen dat die bekneld raakt tussen de zich aanspannende lijn. Nog een paar slagen, nog een keer duiken, eindelijk vrij! Pas nadat ik met moeite weer in de bijboot ben geklommen voel ik me min of meer veilig.

Rare dingen als reactie

Als ik weer aan boord sta tril ik over m’n hele lichaam van de kou en de inspanning. De stank doet me weer handelen. Gelukkig start de motor nu meteen en kan ik bovenwinds van het kadaver komen voor ik de dinghy weer aan boord hijs. Eindelijk verlost van die gigantische stank! Ik wil geen tijd verdoen door de zeilen te hijsen en vaar een heel stuk op de motor. Weg, weg van dit alles! Ik kleed me uit en stort eindeloos putsen ijskoud zeewater over me heen als in een trance. Ineens lijkt het alsof ik wakker word, ik heb het ijskoud en barst spontaan in huilen uit. Nadat ik schone, warme kleren heb aangetrokken, zet ik koffie. Mijn handen trillen nog als ik drink.

Ik hijs het grootzeil en rol de fok af. De windvaan neemt de besturing over en even later betrap ik me erop dat ik heel burgerlijk met een borsteltje de bruine vlek in de fok probeer weg te werken. Een mens doet soms rare dingen als reactie.

Wat een geluk eigenlijk dat dit niet een dag eerder gebeurde toen het nog hard waaide. De boot zou zich dan misschien wel helemaal in het kadaver hebben geboord en dan was ik omgekomen in een berg stinkende drillende gelei. Ik kan me geen ergere dood voorstellen!

In de loop van de dag krijg ik eindelijk de westenwind waar ik zo lang op gehoopt heb en een paar dagen later valt het anker in het vertrouwde Falmouth. De overigens vriendelijke havenmeester komt 4 pond anker­geld ophalen. Het leven gaat door…

Hans Keizer, 1997
Illustratie Peter Dorleijn

Last modified: 18 April 2025
Sluiten