Aangewakkerd door de klimaatdoelstellingen wordt er volop ingezet op windenergie van de Noordzee. Onze relatief ondiepe en winderige achtertuin is hiervoor uitermate geschikt. De komende decennia wordt de Noordzee grondig verbouwd; het vaarwater zal onherkenbaar veranderen.
Het is de zomer van 2019, de vakantie is bijna voorbij. Vanuit Blyth zeilen we naar Vlieland. De eerste dag is pittig en ik ben blij als in de avond de wind afneemt. Midden in de nacht passeren we het recentelijk opgeleverde Hornsea 1 windpark. Terwijl we traag rijen en rijen aan molens passeren, zie ik voor het eerst met eigen ogen de schaal van de verbouwing die plaatsvindt op de Noordzee. In luttele decennia wordt hier iets uit de grond gestampt wat in kwantiteit en capaciteit eigenlijk nog niet te bevatten is. Fast forward naar 2022. Ik ben solo onderweg van Thyborøn naar Norderney. In de nacht zeilde ik al tussen de parken Sandbank en Dan Tysk door, maar in de ochtend begin ik te twijfelen. Is mijn vijf jaar oude zeekaart eigenlijk nog wel accuraat genoeg om door de Duitse windparken, noord van de eilanden, te varen? Uiteindelijk durf ik het niet; ik haal bakzeil en val af naar Helgoland. In het najaar staan luchtfoto’s in de krant van een sloopwerf in Kampen. Het terrein staat vol afgedankte viskotters. Een cocktail van omstandigheden, waaronder verdwijnende visgronden door windmolenparken, doen een groot deel van de sector de das om. Bij mij rijst de vraag: wat zijn eigenlijk de plannen met de Noordzee? En als zelfs de vissers verdwijnen, heb ik er als watersporter straks nog wel iets te zoeken?
Noordzeeakkoord
In de zomer van 2020 sluiten het Rijk, energieorganisaties, natuurorganisaties en een deel van de visserijorganisaties een nieuw akkoord voor het Nederlands deel van de Noordzee. Dit Akkoord van de Noordzee, beter bekend als Het Noordzeeakkoord, loopt tot 2030 en moet helpen een nieuwe balans te vinden tussen de botsende belangen van de verschillende sectoren. Ondanks dat het akkoord enkel voor het Nederlandse deel geldt, geeft het een goed beeld van de huidige veranderingen. Binnen het akkoord wordt gesproken over drie transities: een natuurtransitie, een voedseltransitie en een energietransitie. Met de natuurtransitie wordt een ecologische versterking van de Noordzee bedoeld. Het ecosysteem van de Noordzee staat onder druk en men wil het tij keren. Zo spreken de partijen af dat 15 procent van het Nederlandse deel van de Noordzee in 2030 beschermd moet zijn. Men streeft onder andere naar een herintroductie van de tot een eeuw geleden nog wijdverspreide mossel- en oesterriffen.
Ondanks dat er plannen zijn voor alternatieve voedselbronnen, als zeewier, gaat de zogenaamde voedseltransitie vooral over de visserij. De plannen in het Noordzeeakkoord leiden tot vermindering van visgronden. Ook staat de huidige bodemberoerende visserijmethode onder druk. De welbekende boomkotter met sleepnetten moet deels plaatsmaken voor passieve vismethodes met fuiken en korven, en minder vissers. Het grootste deel van de 200 miljoen euro (die voor de uitvoering van het Noordzeeakkoord beschikbaar is) is dan ook gereserveerd voor deze veranderingen, zoals een uitkoopregeling voor vissers. De energietransitie gaat over de overgang van fossiele naar hernieuwbare energiebronnen. Windenergie vanaf zee zal hierin een enorme rol spelen. Immers, op zee waait het harder (en is er dus meer energie beschikbaar), is er voldoende ruimte én er wonen geen bezwaarmakende omwonenden.
Uitgezoomd
De kaart met huidige parken, concepten en zoekgebieden geeft een bijna benauwend toekomstbeeld waarin een enorm deel van de zee als windenergiegebied aangewezen is. Het gebied strekt zich uit van de Ierse Westkust, waar vanwege waterdieptes van meer dan honderd meter drijvende molens worden verankerd, tot ver noordelijk in de Botnische Golf waar rekening moet worden gehouden met winterijs. Een belangrijke disclaimer: de weergegeven grenzen van vooral de zoekgebieden zijn behoorlijk aan verandering onderhevig: het is nog onzeker hoe al deze gebieden ingevuld zullen worden. Ook geeft de kaart binnen een zoekgebied niet aan hoe de kleinere ,individuele parken en doorvaarbare passages gerealiseerd worden. Ook niet opgenomen in de kaart zijn de artificiële eilanden. Deze eilanden zullen dienen als hub voor onderhoud, doorvoer van energie en productie-, opslag- en transport van energiedragers als waterstof. België loopt hierin voorop met Prinses Elisabeth Eiland dat 25 mijl uit de kust van Oostende zal worden gebouwd. Deze enorme betonnen kolos van 5 hectare groot moet in 2026 klaar zijn.
De praktijk: hoe steek jij straks over?
De aanleiding voor dit artikel was de vraag: hoe steek ik in de toekomst de Noordzee over? Want of je er nu (ten dele) doorheen mag varen of niet, windparken blijven een obstakel voor de Noordzeezeiler. Persoonlijk probeer ik er vooral omheen te varen; afhankelijk van wind en tij pas ik hiervoor mijn koers aan. Een beeld van de toekomstige hindernissen ontstaat door in de overzichtskaart de meest gevaren routes te tekenen.
Vanaf Zeeland langs de Belgische en Franse kust lijk je weinig hinder te ondervinden. Door de grote havens, ondieptes en enorm drukbevaren scheepvaarroutes is de beschikbare ruimte al gering. De voorgestelde parken in de Seinebaai zijn relatief klein. Rond de Kanaaleilanden lijken er nog geen plannen voor parken te zijn. Ook aan de overkant van het Kanaal, aan de Engelse zuidkust, is het beeld relatief rustig. Wel staat er bij Brighton een groot park gepland, maar dit zal voor de meeste Nederlandse zeilers niet erg in de weg liggen.
Voor oversteken naar Engeland ligt dit anders. Vooral de oversteek Vlissingen–Harwich lijkt fors te veranderen. Vertrek je uit Vlissingen, dan kom je eerst langs het Belgische Parkwind ten zuiden van windpark Borssele. Verder westwaarts ligt een groot zoekgebied. Vervolgens zijn er voor de Engelse kust verschillende grote parken gepland. Vertrekkende vanuit Scheveningen lijkt het mee te vallen. Door noord van de aanloopgeulen naar de Maasmond te blijven vaar je zonder hinder van parken. Na het oversteken van de scheepvaartroutes kies je – afhankelijk van weer en getij – een praktische doorvaart tussen een van de geplande parken. Hetzelfde geldt voor de welbekende oversteek van IJmuiden naar Lowestoft.
De oversteek van IJmuiden naar Whitby wordt op zijn zachtst gezegd pittig. Alleen al op het Nederlands deel pik je in een rechte lijn een flink aantal parken mee: Hollandse Kust Noord, Hollandse Kust West, IJmuiden Ver en Nederwiek. Geplande passages kunnen bij gunstige omstandigheden het leed verzachten. Na oversteken van de scheepvaartroutes nader je alweer de Engelse parken. Een vertrek vanuit Vlieland naar de Engelse oostkust lijkt daarmee in de toekomst een logischere keuze. Bij deze optie zijn er op het Nederlandse deel twee kleinere zoekgebieden. Het enorme Hornseawindpark is gunstig georiënteerd.
Liefhebbers van de Oostzee lijken gevrijwaard te blijven, mede door het feit dat de Waddenzee een UNESCO Werelderfgoed-status geniet. Hierdoor blijft de route naar de Elbe, op het piepkleine Riffgat-park na, gevrijwaard van windmolenparken. Dit geldt ook voor de route naar Helgoland, zolang je zuidelijk van de scheepvaartroutes blijft. Voor routes naar het noorden lijken grotere moeilijkheden te ontstaan. In Deense en Duitse wateren zijn enorme zoekgebieden gepland. Een noordwestelijke koers zou bij vertrek Vlieland nodig zijn om vrij van de parken te blijven. Kleine kanttekening: door de schaal en de afstand tot de kust is het zeer waarschijnlijk dat de eerste parken pas over een decennium gerealiseerd zullen worden.
Windenergie van zee
Ook in het Klimaatakkoord speelt windenergie op zee een grote rol. Zo moet in 2023 voor 4,5 GW – 4,5 duizend MW of 4,5 miljoen kW – aan vermogen op zee geïnstalleerd zijn. Dat is gelijk aan 3,3 procent van het energieverbruik van Nederland. Over zeven jaar, dus in 2030, moet dit zijn doorgegroeid naar 21 GW. Om dit voor elkaar te krijgen zijn acht kavels met zoekgebieden toegewezen. Ná 2030 staat er een nog grotere opschaling gepland; die moet leiden tot 70 GW aan geïnstalleerd vermogen in 2050. Wanneer je hier alleen de huidige grootste molens (met een vermogen van 15 MW per molen) voor gebruikt, gaat dit over 4500 molens in het Nederlandse deel van de Noordzee. De ambities voor wind-op-zee worden pas echt duidelijk als je uitzoomt tot een Noord-Europese overzichtskaart. De zogenaamde North Seas Energy Cooperation, een samenwerking tussen noordelijke EU-landen en Noorwegen, is van plan om in 2030 voor 76 GW en in 2050 voor 260 GW aan vermogen geïnstalleerd te hebben. Dan heb je het over minstens 17.000 molens. Hiermee zou 85 procent van de Europese wind-op-zee-ambitie zijn ingevuld. Door samen te werken worden de stroomnetten van de deelnemende landen stabieler.
Een offshore windmolen op relatief ondiep water (minder dan 25 meter) wordt in drie delen gebouwd. Eerst wordt er met een hydraulische heihamer een zware stalen buis verticaal de grond in geramd. Deze monopile bevindt zich onderwater en fungeert als fundering voor de molen. Om te voorkomen dat de bodem wegspoelt, worden er op de zeebodem rond deze basis soms stenen gestort. Bovenop de monopile wordt een zogenaamd transition piece geplaatst. Deze ongeveer 30 meter hoge buis met een diameter van zo’n 5 meter is meestal geel geschilderd en steekt boven het zeeniveau uit. In de buis komt de onderzeese stroomkabel binnen en bevinden zich de schakelkasten. Tot slot is er de molen, bestaande uit een paal, behuizing met daarin de generator (nacelle) en de bladen. De levensduur van de huidige offshore windmolens is ongeveer 25 jaar. Via de kabel op de zeebodem staan meerdere turbines in een doorlopende lijn met elkaar in verbinding. Deze kabel komt uiteindelijk uit bij een transformatorhuis (substation) dat stevig aan de zeebodem verankerd is met een grote vier- of zespotige staalconstructie ( jacket). Eenzelfde constructie wordt ook gebruikt als fundering voor windmolens op dieper water. In het transformatorhuis wordt de geleverde spanning van de windmolens (meestal 66 kV) verhoogd tot wel 275 kV. Zo wordt het efficiënt, via een of twee kabels, naar de wal getransporteerd.
Capaciteit
De capaciteit van een windmolen wordt aangeduid als het maximale vermogen in MW dat de molen continu kan leveren onder ideale omstandigheden. Het allereerste offshore windpark werd in 1991 in Denemarken gebouwd en bestond uit elf molens van ongeveer 0,5 MW per stuk. De afgelopen decennia is de capaciteit per molen enorm gegroeid. In de huidige parken worden molens tussen de 8 en 12 MW geplaatst. In de komende jaren zal dit doorgroeien naar 15 MW per molen. Niet de molens, maar de capaciteit van de installatieschepen is op dit moment de beperkende factor. Maar een molen levert niet continu zijn maximale vermogen. De hoeveelheid energie die een molen gemiddeld levert ten opzichte van het geïnstalleerd vermogen, noem je de capaciteitsfactor. Voor wind-op-zee geldt een factor van 50 procent. Dat is hoger dan wind-op-land, waar dit getal rond de 30 procent ligt. Een windmolen op zee van 10 MW levert dus een gemiddeld vermogen van 5 MW. Dat is meer dan voldoende energie om de langsvarende 100.000 tons-bulkcarrier op kruissnelheid te houden, het Lowlands-festival draaiende te houden of 20.000 huishoudens van stroom te voorzien.
Effecten op de natuur
Al die windparken in zee hebben gevolgen voor het marine ecosysteem rondom de parken, zowel positief als negatief. Zo zorgt het verbod op bodemberoerende visserij binnen de parken ervoor dat de onderwaternatuur zich herstelt. Tegelijkertijd kennen we allemaal de verwoestende gevolgen van de molens voor zeevogels. Hoe worden al die effecten in de gaten gehouden? Hoe meet je het toekomstige effect van een windmolenpark op het ecosysteem? Hiervoor gebruikt de Rijksoverheid modellen. Deze modellen vind je terug in het rapport Kader Ecologie en Cumulatie (KEC), inclusief een verantwoording op basis van onderzoeksrapporten van partijen als TNO of IMARES. Het KEC wordt regelmatig bijgewerkt en medio april dit jaar verscheen al versie 4.0. Het doel van het KEC is om met een bepaalde zekerheid (meestal 95 procent) vast te stellen dat de populatie beschermde dieren in stand blijft, ondanks een extra aantal slachtoffers vanwege de geplande parken. Duikt het percentage onder de 95, dan kan het zijn dat een park niet doorgaat. Er zijn in Nederland en in het buitenland voorbeelden van parken die niet zijn gerealiseerd, onder andere vanwege een te groot effect op de natuur.
Dat klinkt haast te mooi om waar te zijn. En dat is het deels ook: zowel natuurorganisaties als de Rijksoverheid wijzen zelf ook al op de bestaande kennisleemtes: veel effecten zijn nog onbekend. Om die missende kennis aan te vullen, is er binnen het Noordzeeakkoord nu geld vrijgemaakt voor onderzoeksprojecten. Deze projecten moeten de komende decennia de missende antwoorden gaan geven. Stichting De Noordzee is een van de natuurorganisaties die deelneemt aan de gesprekken over wind-op-zee. Deze stichting vindt het belangrijk dat de klimaatdoelen worden gehaald, maar maakt zich grote zorgen over de impact van de windparken op de Noordzeenatuur, zeker met de grote opschaling na 2030. “We vinden het essentieel dat de klimaatdoelen gehaald worden. Wel maken we ons zorgen over de impact van de windparken op de Noordzeenatuur, zeker na 2030. Want dit komt bovenop het huidige intensieve, niet-duurzame en niet-milieuvriendelijke gebruik van andere sectoren. Daarom pleiten we voor het versneld effectief beschermen van waardevolle natuurgebieden op de Noordzee om de natuur robuuster te maken voor deze extra vorm van gebruik. Daarnaast willen we sneller én meer onderzoek naar de ecologische effecten rondom windenergie op zee. Ook willen we uitstel van de verdere opschaling na 2030, totdat ecologisch onderzoek uitwijst hoe dit verantwoord kan plaatsvinden.”
Belangen van de watersport
Hoe meer gebruikers van de Noordzee, hoe meer belanghebbenden, hoe meer overleg op zowel contour- als detailniveau. Dit gebeurt onder andere binnen het Noordzeeoverleg. We spreken Michiel Kool, die namens het Watersportverbond de recreatieve scheepvaart op de Noordzee vertegenwoordigt. “Laat ik duidelijk maken dat het Watersportverbond helemaal niet tegen wind-op-zee is. Waar we ons voor inzetten is hoe dat ingevuld wordt. Met de juiste argumenten wordt er binnen de overleggen gelukkig aantoonbaar naar ons geluisterd. Een goed voorbeeld hiervan zijn de locaties en indeling van de doorvaartpassages.” Kool verwijst naar de gang van zaken rondom het Noordzeeakkoord uit 2020: hierin was de recreatieve scheepvaart niet vertegenwoordigd. In dit akkoord werd destijds een algeheel verbod op doorvaart van de parken afgesproken, om het ‘medegebruik’ van de parken (denk aan drijvende zonneparken of wierboerderijen) te stimuleren. Kool licht toe: “Het Noordzeeakkoord heeft wat kwaad bloed gezet, in de zin dat er net een succesvolle pilot was afgerond met vrije doorvaart.
We begrijpen heus wel dat, om het medegebruik vorm te geven, de parken in eerste instantie moeten worden afgesloten. Maar we blijven erop hameren dat deze activiteiten zoveel mogelijk moeten worden geclusterd. Mochten in de toekomst delen ongebruikt blijven, willen we dat ze weer opgesteld worden voor recreatievaart.” Het streven is om de doorvaart in alle parken open te houden. “Met een jacht tot 24 meter moet je gewoon door de parken heen kunnen varen, vinden wij. Daar staan we niet alleen in: ook de vertegenwoordigers van de scheepvaart zijn van mening dat het veiliger is de recreatieve en commerciële schepen te scheiden. Als zeiler moet je een veilige en efficiënte koers kunnen uitzetten. In andere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Denemarken, zijn de windparken gewoon open. In de praktijk blijkt dat mensen daar heel goed mee kunnen omgaan. Integrale doorvaart behoort tot het recht op vrije navigatie – dat is een groot goed.”
Tekst: Lars Bosma. Dit artikel verscheen eerder in editie 8/2023 van Zeilen
Tags: windmolens Last modified: 6 september 2023
Voor mij is de romantiek van het zeezeilen grotendeels verdwenen. Om nog te kunnen genieten van varen door ongerepte natuur zal je toch echt de oceaan op moeten.
Het idee dat offshore windmolens vele vogels zouden doden blijkt bij nader onderzoek een fantasie. Ondanks controle met radar is er in het offshore windpark voor Aberdeen in 2jaar geen enkele vogel tegen de wieken gevlogen.
https://group.vattenfall.com/uk/newsroom/pressreleases/2023/EOWDC-seabird-behaviour-research
Dat resultaat komt overeen met de resultaten van onderzoek in opdracht van onze overheid aan o.a. ons windpark Luchterduinen, e.a. en de resultaten van mijn zoeken naar vogelslachtoffers.
Je ziet in de gebieden meteen de internationale zeevaartroutes terug.
Ze staan er zelfs tussen in!
Wacht maar af als die windmolen bladen(wings) beginnen te snipperen,is nu al gaande Komt die hele zooi in zee terecht.
En komt er weer een mileu beweging in opstand.