Dit voorjaar kreeg de redactie een e-mail van Zeilen-lezer Erwin Bijvoet. Op zijn Bénéteau First 210 had hij twee aangehangen roeren met de mogelijkheid deze te verstellen. De vraag was: hoe zouden ze moeten staan ten opzichte van de boot? En vooral: waarom? Marinus van Sijdenborgh greep de gelegenheid aan om uitgebreid in de theorie van dubbele roeren te duiken.
Waarom heeft een zeiljacht eigenlijk tweer roeren? Doorgaans is één roer voldoende om op koers te blijven. Voor een ontwerper bestaan meerdere redenen om twee roeren te tekenen. Soms vanwege het vaargebied, om een derde, stabiliserende poot te bieden bij het droogvallen.
Vaker om een boot met een breed achterschip op koers te kunnen houden. Indien uitgerust met een enkel roer zal het onder helling gaan ventileren door de grote breedte. De helling vermindert de werking van het schuin in het water stekende roerblad en de top van het roer komt boven het water uit, waardoor er minder effectief roeroppervlak is om de boot op koers te houden. Uit het roer lopen is het gevolg. Bij moderne toerjachten is die breedte een gevolg van de grotere binnenruimte. Hoe meer de ontwerper is gezwicht voor binnenruimte in het achterschip, hoe breder de boot daar is getekend. Aan de andere kant zal een wedstrijdjacht met een brede, vlakke kont sneller planeren en bieden de brede heupen bovendien een grote vormstabiliteit, waardoor meer zeil kan worden gevoerd.
Doorgestoken vs. aangehangen
Een aantal jachtwerven rusten hun boten standaard uit met dubbele roeren. Franse seriebouwers als Bénéteau en Jeanneau, maar ook langeafstandsjachtenbouwer Allures en het Sloveense Elan zijn vaak standaard voorzien van twee roeren. Op kleinere zeiljachten en vlakkere racebakken zijn aangehangen roeren vanwege constructiegemak en praktisch nut gebruikelijker.
Hoe moet het nou?
Erwin Bijvoet stuurde een e-mail met de vraag hoe hij zijn roeren moest uitlijnen. Parallel aan de hartlijn van de boot, met de voorzijde naar binnen – genaamd toespoor – of juist naar buiten – uitspoor? Internet bood geen eenduidig antwoord en is bovendien ‘vervuild’ met informatie over dubbele roeren bij motorboten, wat door het grote verschil in snelheid en helling niet opgaat voor zeiljachten. De documentatie bij de boot bleek evenmin toereikend. Tijd om experts in te schakelen.
Dicht op het vuur
Ik draai het nummer van Ron Spoelstra, de leverancier van Allures jachten, voor een toelichting hoe hij dat met zijn boten doet. “Daar hoeven we nooit te zijn. Ook als we reparaties moeten doen, hoeft dat er nooit op zo’n manier af dat we het opnieuw zouden moeten uitlijnen. Het kan ook maar op één manier op de Allures.” Of dat onder een hoek of parallel is met de hartlijn van de boot durft Spoelstra niet te zeggen. Hij stuurt mijn vraag door naar de werf, maar helaas komt het antwoord niet op tijd voor het ter perse gaan van dit nummer. Dat antwoord blijven we u schuldig en komt eerdaags op zeilen.nl.
Op internet vinden we nog een aanwijzing. De Fransman Marc Lombard, ontwerper van onder andere Jeanneau’s, schrijft een parallele stand voor als de gulden middenweg. Hij vermeldt helaas niets over de theorie erachter.
Vertrimming onder helling
Onder helling, dus op een aandewindse koers vertrimt de boot, wordt de vorm van het onderwaterschip anders en steekt alleen het lijroer volledig in het water. De kiel levert de dwarskracht tegen verlijeren. Voor zo min mogelijk weerstand zou het lijroer theoretisch gezien in de richting van de drift worden geplaatst. Als het loefroer nog in het water steekt, dan moet ook dat zo weinig mogelijk weerstand leveren en dus ook in de bewegingsrichting staan. Het wordt ingewikkeld en we bellen jachtontwerper Koos (Jac) de Ridder. “Nee,” zegt De Ridder, “die theorie gaat niet op. Het roer levert doorgaans, bij mijn ontwerpen althans, een substantieel deel van de dwarskracht die nodig is om verlijeren tegen te gaan. Een roer dat geen weerstand biedt, zal dat niet of nauwelijks leveren, waardoor de boot verder verlijert. Dat zeilt niet lekker.” De gedachte dat het loefroer minimale weerstand zou moeten leveren is echter niet onlogisch volgens De Ridder.
Optimum in Mini transat
Als derde leg ik de vraag voor aan ervaringsdeskundige en Transat 6.50-zeiler Ysbrand Endt. “Bij het trainen voor de Mini Transat in 2010/2011 zijn we lang met dat onderwerp bezig geweest. Met een aantal identieke boten, van dezelfde bouwer en met dezelfde zeilen, zijn we een eind gaan varen. Allemaal met een andere instelling op de roeren.” Tijdens de wedstrijd moet de boot zowel op aandewindse als op ruime koersen optimaal worden gevaren. “Met de tip naar buiten (toespoor, red.) van slechts een paar graden merkten we dat de boot op ruimere koersen heel erg ging zoeken. Hij was minder spoorvast.” Ook op een aandewindse koers met weinig wind ging het zichtbaar minder. “De achterkant van de boot werd naar lij getrokken, waardoor hij netto minder hoog voer.” Met uitspoor waren de resultaten anders. Endt: “Ruimewinds spoorde de boot een stuk beter, maar ook nu moest de stuurautomaat bergen werk verzetten. Aan de wind deed hij het prima. Je kunt van alles uitproberen, maar de golven en de vlagen zijn niet constant genoeg om voordeel te hebben van de bijgestelde hoek van het roer. Daarom is parallel aan de hartlijn van de boot het beste voor een Transat 6.50”, zegt Endt. “De top vijf van het veld vaart met niet-verstelbare roeren, die parallel zijn vastgezet.”
Dat moeten we uitproberen
Om te kijken hoe dat in z’n werk gaat, spreek ik af om een dag met Bijvoet te gaan varen en de verschillende instellingen te ervaren. Met toespoor, uitspoor en parallel afgestelde roerbladen. In tegenstelling tot het veelvoorkomende systeem, waarbij een bus als een stagspanner kan worden aangedraaid voor een kortere of langere overbrenging van helmstok naar roerblad, werkt de First 210 met een stangkop. In de stangkop zit een flexibel lager dat met de roerarm is verbonden. Bij inspectie blijkt dat de huidige – parallelle – stand direct de maximale mogelijke toespoor is. Uitspoor kunnen we wel instellen. We varen met beide instellingen hetzelfde rak.
Nukkig
Wat direct opvalt is de overdruk aan de binnenzijde van de roeren. Het water stroomt als een waterval van het hogere niveau aan de binnenzijde van de roeren naar de lagere niveau aan de buitenzijde. Voordat het roer effect heeft is er flink wat helmstokuitslag nodig. Het lij-roer moet eerst recht worden gezet; de reactiesnelheid neemt effectief af. De boot volet enigszins nerveus op het roer. Ook aan de wind is de boot weinig koersvast. Er is een vrij grote helmstokuitslag nodig om het roer effect te laten hebben. Het loefroer laat aardig wat water opspatten.
Met het goede been
Het humeur van de boot verandert duidelijk als we de roeren parallel afstellen. De besturing voelt directer en stabieler aan. Aan de wind is de boot constant licht loefgierig. Het zog is vrij symmetrisch en toont iets overdruk aan de buitenzijde, dat waarschijnlijk wordt veroorzaakt door de waterstroom die aan het onderwaterschip plakt en met de gekromde waterlijn meeloopt naar achteren. Op ruime koersen voelt de boot niet erg stabiel. De reactiesnelheid van het roer is duidelijk verbeterd.
Conclusie
Helaas was ik niet in de gelegenheid om een dergelijke operatie ook met doorgestoken roeren uit te proberen. Waar het verstellen van de roeren op de 22-voets First in tien minuten was gedaan, zal het uitlijnen van doorgestoken roeren heel wat meer voeten in de aarde hebben. Over de gedragingen van een boot met doorgestoken roeren kan ik niet met zekerheid antwoorden.
Op internet is veel te vinden over het uitlijnen van dubbele roeren, maar de meningen verschillen zo sterk, dat ik afga op de deskundige mening van Koos de Ridder, de opmerkingen van Marc Lombard en de ervaringen van Ysbrand Endt. De bevindingen van Endt strookten bovendien met het vaargedrag dat we op de boot van Erwin Bijvoet ervoeren. Wat betreft aangehangen roeren lijkt het mij dan ook de beste keus om de roerbladen parallel aan de hartlijn van de boot te zetten voor een goed sporende boot op ruime koersen en optimale hoogte op aandewindse koersen.
Last modified: 8 april 2021
Ik heb momenteel trillingen op de roerbladen bij een snelheid van meer dan 5,5 knopen. De achterzijde van de roerbladen staan iets naar binnengedraaid. Is het dan beter om ze parallel met de hartlijn te plaatsen? En zijn hier richtlijnen voor hoe je dit best uitrekend en uitvoert? (First 211)