De ClassGlobe 5.80 is ontworpen om relatief goedkoop, zonder veel expertise, zelf te bouwen en vervolgens de oceaan ermee over te steken. Gebaseerd op de Poolse Setka-klasse, slim in de markt gezet door Don McIntyre en gebouwd en gevaren door liefhebbers. Hoe zeilt zo’n houten doosje?
Ze hadden er beter twee roertjes op kunnen zetten, als je het mij vraagt. Of ze hadden dit roer langer moeten maken dan 80 centimeter.” Samen met Pim van den Brink vaar ik op Popymum, een ClassGlobe 5.80 die hij net voor een Fransman in elkaar heeft gezet. De boot, aangeleverd als bouwpakket, is voor de tweede keer in zijn leven op zee en bedwingt de oude golfslag van twee flinke najaarsstormen.
“Er zijn wel meer dingen die ik anders zou hebben gedaan, maar voor zelfbouw met beperkte middelen is-ie precies goed.” Van den Brink is eigenaar van de Kolibri-werf en levert de zelfbouwpakketten voor de ClassGlobe 5.80 in Nederland. Hij viert de overloop iets en haalt de grootschoot aan. “Ik denk dat deze boot ’t meest baat heeft bij een goede grootzeiltrim.”
Naar Pools ontwerp
Het ontwerp van de ClassGlobe 5.80 waarop we zitten, is afkomstig van de Pool Janusz Maderski. De lijnen zijn grotendeels gebaseerd op een ontwerp dat hij al in 1986 tekende: de Setka.
In 2021 zeilden Maderski en enkele landgenoten de Atlantische Oceaan over, ieder in zijn eigen Setka. Onder de noemer Setka A (de A staat voor Atlantic) verscheen in 2016 een update van het ontwerp, met onder andere rechte boeg en moderner zeilplan. De Setka Atlantic Challenge (SAC, of SPA op z’n Pools) kent niet veel deelnemers, maar de beginselen van de tocht zijn hetzelfde als waarmee veel grote wedstrijden ooit begonnen: samen de uitdaging, het avontuur aangaan en de oceaan over.
Het Setka-concept sprak Don McIntyre wel aan. Toen hij in 2018 de Golden Globe Race organiseerde, waarin ‘onze eigen’ Mark Slats tweede werd, vroeg hij Maderski een iets grotere boot te tekenen. Het resultaat werd de boot waarmee we nu op pad zijn: de ClassGlobe 5.80. Overigens ging de boot eerst door het leven als Class Mini 5.80, maar op die manier meeliften vond de organisatie van de Class Mini 6.50 iets te gortig, waarop McIntyre de naam veranderde.
Stuiterbal
Het is een bijzonder bootje waarop we zitten. Een echte stuiterbal. Vergeleken met redactieboot Zoef, die achter ons tussen de pieren van IJmuiden vandaan komt, is Popymum een erg stijf bootje. Met Zoef kan ik lezen en schrijven, dus het verschil met deze kleine krachtpatser merk ik direct.
In gewicht maakt het niet veel verschil (beide boten wegen ongeveer 1200 kilo), maar de 5.80 is veel stijver. “Dat komt door al die waterdichte schotten en compartimenten”, zegt Van den Brink. De boot rammelt ons snel door de steile golven die altijd tussen de pieren staan.
Twee gedachten
McIntyre heeft een eenheidsklasse van de boot gemaakt, om veilig de oceanen te bevaren met zo’n kleine boot. Gevoelige onderdelen als roerbeslag en wantputtingen zijn eenheidsklasse uitgevoerd en moeten via de organisatie worden aangeschaft. Wat betreft de overige eisen valt het wel mee. De enige vreemde regel, zeker gezien het toegankelijke concept, is dat óók de zeilen aan de klasseregels moeten voldoen en maar bij één zeilmaker mogen worden aangeschaft – terwijl Dacron zeilen toch niet het allermoeilijkst zijn om te maken (zie kader). Een potentiële Nederlandse bouwer is mede daardoor afgehaakt.
Als van een Skûtsje
Naast een aanvaringsschot voor in de boot en een waterdicht af te sluiten hoofdschot, zijn het achteronder en de ruimten onder de kajuitbanken voorzien van waterdichte luiken. De boot is gemaakt van 10 millimeter dik mahonie multiplex, dat ook nog eens voorzien is van een laag epoxy en glasvezel. “En dan is de bodem – het vlak – ook nog eens in 20 millimeter uitgevoerd.” De mastondersteuning is van massief eiken en zou op een 40-voeter niet misstaan. “Het roerbeslag en de wantputtingen passen ook prima op een Skûtsje en de kiel zit met maar liefst tien bouten vast.” Deze boot gaat niet zomaar kapot.
Zeiloppervlak
De 5.80 heeft een fractioneel getuigd aluminium mast met bakstagen, een relatief kort square top grootzeil, een genua en een flinke boegspriet. Voor op die spriet hebben we nu een vrij vlak gesneden gennaker op een roller bij ons. Van den Brink moet de boot als nieuw (laten) afleveren bij de Franse eigenaar, dus we laten de grote gennaker in de zak. De bakstagen grijpen aan ter hoogte van het spival. Voor een stormfokje is er een kotterstag gemaakt dat aangrijpt bij de zalings. Die wordt dan ondersteund door de diagonalen.
Hoewel de boot er met de square top en alle opvallende oceaankleuren erg racy uitziet, is de hoeveelheid zeil beperkt. De boot weegt ongeveer 1200 kilo. Met 20,1 vierkante meter aandewinds zeiloppervlak levert dat een verhouding zeiloppervlak/ waterverplaatsing op van 17,8. Dat is behoudend. Ter vergelijking: een Mini 6.50 weegt ongeveer hetzelfde, maar draagt twee keer zoveel zeil. Nog even daargelaten dat de 5.80 is ontworpen om tot maximaal 1596 kilo te kunnen wegen; het gewicht van bemanning en voorraden voor een oceaanoversteek hebben veel invloed op zo’n bootje.
Plaat graniet
Een 1,40 meter lange bulbkiel houdt de boot rechtop. Gezeten op de kuipbank heb ik een vrij korte helmstok in mijn handen met dito verlenger. In de praktijk zal de windvaanstuurinrichting de boot meestal sturen, maar als die kapotgaat, moet je de boot toch ook zelf kunnen sturen. Op de kuiprand zit je redelijk goed, maar in de kuip zelf is het slecht eieren eten. Ik schreef ooit over de Kolibri 560 dat-ie zat als een stoeptegel, maar dat neem ik terug. Dat is een zachte fauteuil in vergelijking met deze boot. De kuiprand steekt na een half uur varen als een plaat graniet in mijn ruggengraat; ik wil niet weten hoe je rug eraan toe is nadat je heel de wereld rond bent gezeild.
Veel helling
We zeilen aan de wind, met de overloop iets naar lij en met de grootschoot aangetrokken om het achterlijk van de square top dicht te houden. “Anders verlies je druk,” zegt Van den Brink. De boot is vrij smal op de waterlijn en maakt al gauw helling. Iets wat me ook al opviel van de foto’s van de start: veel helling. Terwijl de overstekers toch een flinke hoeveelheid voorraad aan boord hebben, waardoor de boot maximaal zo’n 6 centimeter dieper komt te liggen.
Stabiliteit?
Bij zo’n 20 graden helling, een golfje én een vlaagje raak ik de controle kwijt. Het roer komt gedeeltelijk uit het water (ventileert) en boet in aan effectiviteit. Een tweede roertje of een groter roeroppervlak zou helpen. Dit is een boot om te stacken – je voorraden en zware uitrusting naar loef verplaatsen om de boot beter in balans te brengen. Toegegeven, de boot blijft aardig liggen op de knikken in de romp, maar het is niet echt een comfortabele hoek. Bovendien komt bij flinke deining op de oceaan de top van het grootzeil niet eens boven de golftoppen uit.
“We zien bij de kenterproef vanmiddag wel hoe stabiel de boot eigenlijk is,” aldus Van den Brink. Als bewijslast voor het juist construeren van de boot dient er beeldmateriaal van de kentertest te worden opgestuurd naar de klasse-organisatie. In dit geval gaat het om twee proeven: een stabiliteitstest om het richtend moment te bepalen en een kenterproef om te kijken of de boot weer rechtop komt nadat de mast op het water ligt.
Veilig binnen
We vallen af naar ruime wind voor een rak onder gennaker. Tijd om de lange opgerolde gennaker naar voren te brengen, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Niet omdat het pakket zo groot is, maar omdat het dek vol staat met beslag. Gelukkig fungeren de rvs beugels aan weerszijden ook uitstekend als voetrail, dus je hebt altijd wel ergens houvast.
Mocht dat onverhoopt niet voldoende zijn, dan staat er een reling om de boot die een boze olifant kan tegenhouden. En dat is maar goed ook, want voorop de boot merk je pas echt om wat voor stuiterbal het gaat.
Geen surfplank
Ik hijs de ‘worst’ van de gennaker, die los om een antitorsielijn is gemonteerd (wat goed is voor de zeilvorm, maar onhandig als je ’m wilt laten staan; dan klappert-ie open, bovenin). We rollen het zeil uit en strijken de genua.
Ik zoek druk, de boot versnelt een beetje en blijft rond de theoretische maximale rompsnelheid hangen. Bij zo’n klein bootje op zee verwacht ik stiekem toch een beetje surfen, maar daarvoor is de boot niet zo geschikt.
Ongetwijfeld kan dat op de lange oceaangolven naar de overkant makkelijker, maar zonder lange golven zal het niet veel harder gaan dan 5 à 6 knopen. Wat, let wel, voor een boot met deze waterlijnlengte een formidabele snelheid is.
Jaloers
Terug aan het roer kan ik met deze wind net alles tegelijk bedienen: joystick in de ene hand, grootschoot voor het grijpen op m’n bovenbeen en de gennakerschoot in de andere hand. Op Zoef staat inmiddels onze mooie oranje spinnaker, waarmee de bemanning daar lang niet zo hoog kan varen als ik met de gennaker.
Voor op zee is een gennaker (zonder roller dan, hè) veel gemakkelijker dan het gedoe met een spinnakerboom op het voordek, maar stiekem ben ik jaloers. Spinnakeren vind ik toch wel het mooiste dat er is.
Speelgoed tegen loefgierigheid
De boot is op deze koers – zoals verwacht – wat loefgierig. Met de korte helmstok en dito verlenger is sturen geen pretje. Maar niet getreurd, want speciaal voor deze koersen is op Popymum een vernuftig extraatje getekend. Vanaf de spiegel, loodrecht naar beneden, zijn twee steekzwaardjes gemonteerd, die je onafhankelijk van elkaar kunt laten zakken – een toevoeging die niet op de tekeningen staat, maar zeer welkom is.
Ik haal simpelweg het lijntje van de kikker, duw het zwaard naar beneden en zet het lijntje weer vast. De roerdruk verminderd onmiddellijk. Het zwaard levert lateraalkracht, weerstand tegen de druk van de wind die de boot zijwaarts probeert te verschuiven. Het centrum van de lateraalkracht is het lateraalpunt, net als het centrum van de kracht die de zeilen op de boot uitoefenen het zeilpunt zijn. Schuif je het lateraalpunt verder naar achteren, dan wordt je boot lijgierig, schuif je het naar voren, dan wordt de boot loefgierig.
Op deze koers voelde de boot wat loefgierig, dus door het zwaard te steken heb ik de boot minder loefgierig, dus beter in balans gebracht. Op die manier is er minder roeruitslag nodig om de kant op te gaan waar ik naartoe wil. Het zwaard levert iets meer weerstand door meer nat oppervlak, maar biedt verder alleen maar voordelen. Simpel en doeltreffend speelgoed om je boot beter in balans te brengen. (Overigens wordt dit principe vaker toegepast. Zo heeft de Boreal 47.2 (Zeilen 3/2021) twee zwaardjes in het achterschip en heeft de Haber 800C4 (Zeilen 7/2008) door gebruik van meerdere zwaarden eigenlijk geen roer nodig.)
Stoer
Dit stoere houten doosje zit uitstekend in elkaar. Zowel wat betreft concept, ontwerp als bouw is er goed over nagedacht. De Fransman die de eigenaar wordt van nummer 78 Popymum mag zich gelukkig prijzen. Zo’n klein bootje, met zoveel in zijn mars. De duinenrij langs de Hoogovens snelt voorbij. We hebben stroom en wind mee. Ik druk de spreeksleutel van de handheld in. “Zoef, dit is Popymum, zullen we de spi strijken en huiswaarts keren?”
Conclusie
Ik hou van dit bootje. Een bootje dat vanaf de tekentafel een paar vreemde ledematen heeft meegekregen en het daarmee zal moeten doen – en dat ook kan. Want de 5.80 is uitstekend in staat om voor zichzelf en zijn bemanning te zorgen. Dat wil niet zeggen dat de boot perfect is. Mijn advies aan de klasse-organisatie en de ontwerper: zet er alsjeblieft een groter roer onder. Het beslag kan het aan, voor de diepgang hoef je ’t ook niet te laten en met een iets langere helmstok en groter roerblad kun je dan een stuk beter uit de voeten. De kosten en uren van zo’n aanpassing zijn beheersbaar, zeker ten opzichte van een verzwaring van de kiel, bijvoorbeeld. Mijn advies aan de huidige bouwers-zeilers: zet een klem tussen je fokkenschoot en lier, zodat je een lier kunt vrijmaken zonder dat de fok je in de weg zit. Vertraag hem eventueel om ’m nog op de hand te kunnen aantrekken. En koop een kussen, bouw een rugleuning of rond de kuiprand af. Ook de steekzwaardjes aan de spiegel zijn aan te raden. Een behouden vaart en veel zeilplezier gewenst!
Zelfbouwpakket
Op de website van de Kolibri-werf deelt Van den Brink zijn ervaringen over het bouwproces van Popymum, de boot die hij op verzoek van een Fransman bouwde. Hoe heeft hij het bouwproces ervaren?
“Het concept klopt. Je bouwt zelf een boot met beperkte vaardigheden en middelen, met materiaal dat tamelijk goed verkrijgbaar is. Wel had ik misschien wat andere keuzes gemaakt als het gaat om ontwerp en uitvoering. Zelf gebruik ik bijvoorbeeld voor hoekverbindingen
altijd epoxy fillets in plaats van extra hoeklatten. Deze constructie werkt uitstekend, maar vraagt meer arbeid. Wat betreft zeewaardigheid valt het natuurlijk precies in mijn straatje: waterdichte compartimenten pas ik ook toe op de Kolibri’s. Het eenheidsklasse-beslag is overbemeten, net als onder andere de kielbevestiging. De kiel is eenvoudig: een stalen vin die op een flens wordt gelast, die vervolgens aan de boot wordt gebout. Het ontwerp daarvan kan altijd beter, maar de las moet wel voldoen aan een zeer strenge certificering. Die las is sterker dan de hele kiel.” Bekijk zijn bouwblog op: Kolibri-jachtbouw.nl/buildersblogclassglobe-580.
Waarom een eenheidsklasse zeilen?
De eenheidklasse-beslagen zijn een uitstekend idee; veiligheid en geen dure materiaalwedloop zijn uitste- kende argumenten. Eenheidklasse-zeilen zijn minder logisch. De keus daarvoor was wat arbitrair, “maar ook om gedoe te voorkomen,” stelt mede-initiatief- nemer Eli van den Broek. “Alle zeilen meten voor een wedstrijd kost veel tijd. En we willen ook voorkomen dat er iemand met significant betere zeilen gaat varen, waardoor het speelveld uit balans raakt.”
Omslagfoto en foto: Klaas Wiersma
Tekst: Marinus van Sijdenborgh de Jong