Navigatie

Mist – 12 navigatietips

22:58

Mist is niets anders dan een wolk die ons blind maakt. U ziet niet waar u vaart en anderen zien u niet. Dat maakt onzeker. Een goede voorbereiding, kennis en ervaring verminderen de angst voor aanvaring, stranding of om te verdwalen.

 

1.

Zodra u merkt dat het zicht terugloopt, bepaalt u uw po- sitie. Deze verwerkt u in het logboek en plot u in de kaart. Mocht de elektronische plaatsbe- paling om een of andere reden ha- peren, dan kunt u later via gegist bestek altijd nog uw meest waar- schijnlijke positie berekenen.

 2.

Blijf buiten drukke scheep- vaartroutes en zoek ondieper water op als dat kan. Bij een waterdiepte van vier meter komt u geen grote scheepvaart tegen. Er zou natuurlijk wel eens een vis- sersschip of ander jacht kunnen varen, maar een ferry of bulkcarri- er komt u er niet tegen. Een visser die aan het vissen is, vaart in het algemeen niet harder dan vier kno- pen. Dat geeft u – vergeleken met een containerschip met een vaart van twintig knopen – meer tijd om uit te wijken.

 3.

Een van de meest bekende tips is om de bemanning met reddingvest buiten te laten zitten om de overlevingskansen na een aanvaring te vergroten. Bij een langere tocht is dit in de praktijk lastig. Maar als het risico erop ge- ring is, omdat u bijvoorbeeld niet in de buurt van een scheepvaart- route bent, is het een overweging om de mensen hun rust te gunnen. Zo blijft uw bemanning het langst fit. Het houden van een goede uit- kijk bij mist vraagt immers veel concentratie en energie.

4.

Naast een verscherpte uitkijk en het voeren van navigatieverlichting, bent u volgens de Bepalingen ter Voorkoming  van Aanvaringen op zee bij slecht zicht verplicht geluidssignalen te geven. Dat u met dit laatste op zee de grote scheepvaart alarmeert, lijkt een illusie. Ook de bemanning van een olietanker van driehonderd meter lang heeft formeel de plicht een goede uitkijk te houden, maar als dat niet op de brugvleugel van het schip gebeurt, is de kans nihil dat uw scheepstoeter wordt gehoord. Zelf luisteren is op volle zee belangrijker dan zelf herrie maken. Op kleiner water, zoals het IJssel- meer of het Wad, is de kans om gehoord te worden aanzienlijk groter. Daar heeft toeteren wel zin.

 5.

Als er op de Noordzee sprake is van mist, is er meestal weinig tot geen wind. Dat biedt de mogelijkheid om een goede uitkijk te houden en goed te luisteren. Als u voorop de boot staat, hebt u minder last van het geluid van de eigen motor. Zet ook af en toe de motor uit om beter te kun- nen luisteren. Scheepsmotoren zijn vaak al op grote afstand hoorbaar, maar het is nog heel lastig om te bepalen uit welke richting het ge- luid komt. Een blik op de kaart – scheepvaartroute, vaargeul, havens – kan meer duiding geven. Als u een scheepsmotor hoort, weet u in ieder geval dat u alert moet zijn en ieder moment een uitwijkmanoeu- vre moet kunnen maken.

6.

Bepaal het zicht. Dat geeft belangrijjke informatie over wat u kunt verwachten. Ziet u bijvoorbeeld bij het aanlopen van een haven beide havenpieren of niet? Het is vaak lastig in te schatten wat het zicht nog is, vooral ‘s nachts. Het helpt om bij elk punt dat u op zichtafstand passeert, aan de hand van het log te bepalen wanneer het weer uit het zicht raakt.

7.

Waarnemen in beperkt zicht is lastig. U bent al snel aan het turen in een deken witte watten. Als u dit zeer intensief doet, ziet u na een half uur vanzelf wel iets, of er nu echt iets is of niet. Het is raadzaam om het wachtlopen vlot af te wisselen en als u op wacht staat niet te turen. Geef uw ogen op tijd iets te zien door ze bijvoorbeeld even over de eigen boot te laten glijden. Daarna kunt u weer rondkijken. Zeker ’s nachts ziet u de contouren van een schip vaak eerder als u er niet rechtstreeks heen kijkt. Dit heeft te maken met de grotere hoeveelheid kegeltjes in het cen- trum van uw oog. Hiermee ziet u kleur. Aan de randen van uw blikveld heeft u relatief meer staafjes die bij een lagere lichtopbrengst al zwart-witcontouren te zien geven.

8.

Radar is een handig en praktisch hulpmiddel bij mist. U zet de radar bij voorkeur bij voordat het zicht volledig betrok- ken is. Dit geeft u de tijd om het beeld dat u op het scherm ziet ook buiten te herkennen. Bovendien hebt u zo de mogelijkheid om de instellingen af te stellen en deze buiten te controleren met uw eigen waarneming.

9.

Als u zelf niet over een radar beschikt, kunt u via de mari- foon begeleiding vragen aan een walstation of een ander schip. Essentieel is dat u weet waar u bent en dat diegene aan wie u vraagt om uw ogen te zijn, dat ook weet. Een ander laten kijken ontslaat u nooit van uw eigen verantwoordelijkheid. Wat u in een drukker vaargebeid kunt doen, is periodiek per marifoon aan de schepen om u heen laten weten waar u bent.

10.

U kunt uw eigen zicht- baarheid vergroten door als voorzorgsmaatregel bijvoorbeeld een actieve radarreflector in de mast te hangen. U kunt ook een AIS- transponder gebruiken.

11.

Als u een haven wilt aanlopen, vaar dan niet rechtstreeks naar de plek waar u denkt dat de in- gang zich bevindt. Maak zoekslagen die vrijwel parallel aan de kustlijn lopen en stuur niet blind op het strand af in de hoop dat u aan de goede kant van de havenpier vaart.

12.

Als de bodem geleide- lijk oploopt, kunt u ook gebruik maken van de dieptelijn. U zoekt een dieptelijn op – houd daarbij rekening met de rijzing en stuurt richting de kust tot de diepte afneemt. Dan stuurt u weer richting open zee, tot u daar de dieptelijn weer doorkruist. De zoekslagen herhaalt u tot u bij- voorbeeld de pier, een baken of de vaargeul naar de haven ontwaart.

Truus Duisterwinkel en Sylvain van Ligtenberg zijn instructeurs bij de Zeezeilers van Marken in Harlingen.

Tags: Last modified: 9 april 2021
Sluiten